e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

Gevonden: 5340
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zorgen voor zorgen voor: Iech za.l ter vir zèrrege  zèrrege vir (Hasselt) zorgen III-1-4
zuchten zuchten: zechte (Hasselt), zextə (Hasselt, ... ), zuchten (Hasselt) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] || zuchten, stenen [ZND B1 (1940sq)] III-1-4
zuigen zuiken: zø͂ͅkə (Hasselt) zuigen III-2-3
zuiveren afkalven: afkalven (Hasselt), knoeien: knoeien (Hasselt), zich zuiveren: zich zuiveren (Hasselt) Afscheiding blijven geven na het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 58] I-11
zult, preskop geperste kop: geperste hoofdkaas  gəpázdə koͅp (Hasselt) hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] III-2-3
zure haring wijnharing: wèè.nhië.ring (Hasselt) in wijnazijn opgelegde haring III-2-3
zure oprisping hartbrand: dən ardbrant ebə (Hasselt), zuur: ich heb`t zower (Hasselt), t souər ebə (Hasselt), zoer (Hasselt) Hoe noemt u het zure deel van het maagsap, dat wel eens naar boven komt? [DC 47 (1972)] || oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] III-1-2
zuring (alg.) zulker: sulleker (Hasselt) zurkel III-4-3
zuring, groente sulker: se.ləkər (Hasselt), seləkər (Hasselt), seͅləkər (Hasselt), zurkel: zurkel (Hasselt), zørəkəl (Hasselt) Zuring die als groente wordt gekweekt [N 14 (1962)] || Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 1b (1960)] I-7
zuster zuster: ze.ster (Hasselt), zeͅstər (Hasselt), zè.ster (Hasselt), zéstər (Hasselt), zééstər (Hasselt), zɛ̄stər (Hasselt) zuster [ZND 04 (1924)], [ZND 11 (1925)] || Zuster. [ZND 11 (1925)] III-2-2, III-3-3