e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

Gevonden: 5340
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brokkelhoef sprokkelvoet: (mv)  sprǫkǝlvęi̯t (Hasselt) Een hoef met wanden die zeer bros zijn en gemakkelijk afbrokkelen. In de hoornwand zijn kloven. Als het paard moet beslagen worden, is het moeilijk de ijzers goed vast te nagelen. [N 8, 90u] I-9
brompot brompot: broempot (Hasselt), grommelaar: groemelier (Hasselt), grūməliər (Hasselt), grommelpot: grūməlpoͅt (Hasselt) Hoe heet iemand die zijn kwade luim toont met binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)] III-3-1
bromtol muziekdop: məzeikdop (Hasselt, ... ), Ss. sub muziek.  mezej.kdop (Hasselt) Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt, als deze van blik en bontgekleurd is? [Lk 03 (1953)] || Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt, als deze van hout en door een timmerman was gemaakt? [Lk 03 (1953)] || Muziekdoos, speeldoos. III-3-2
bron bron: broͅn (Hasselt), brǫn (Hasselt) bron [ZND B2 (1940sq)] || Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I] I-8, III-4-4
bronstig breustig: bristǝx (Hasselt), brē.stex (Hasselt) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12
bronstig op andere koeien springen reddelen: rędǝlǝ (Hasselt), ripsakken: repšakǝ (Hasselt) [N 3A, 9b] I-11
bronstig, van merries hits: hets (Hasselt), sturig: stīrex (Hasselt) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.] I-9
brood brood: broed (Hasselt), broeïd (Hasselt), brūət (Hasselt), brôêt (Hasselt), Verklw. brȉdsje  brōēëd (Hasselt) (brood) hij doopt zijn brood in zijn koffie [ZND 23 (1937)] || brood [RND] || brood dat niet opgegaan is (brood) [ZND 33 (1940)] III-2-3
brood uit de oven halen uitschieten: ø̜̄tsxīǝtǝ (Hasselt) Het brood uit de oven halen wanneer het gereed is. Een bij het woord opgegeven object "brood" is niet opgenomen. [N 29, 50; N 29, 49; OB 2, 2e; monogr.] II-1
brood uit het blik of van de plaat halen uit de pan doen: ø̜̄tǝpandūǝn (Hasselt) Een eventueel opgegeven object brood, weg e.a. wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 52] II-1