e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

Gevonden: 5340
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doen doen: wèè.nȉ ès¯t te douë.n: wanneer gaat het gebeuren, plaatshebben  douë.n (Hasselt) doen III-1-4
doffer, mannelijke duif duif: fr. eu  deuf (Hasselt), haan: (h)ḁḁ.n (Hasselt), hōn (Hasselt), haan/horen: hōn (Hasselt), haantje/hoorntje: haantje  hanke (Hasselt), hoorn: heure (Hasselt), kropper: krèpper (Hasselt) doffer, mannetjesduif || doffer: een mannelijke duif [GV K (1935)] || duif, mannetje [Goossens 2a (1963)], [ZND 18 (1935)], [ZND 39 (1942)] III-4-1
dokter dokter: doektoër (Hasselt) Hij woont naast de dokter, naast Verbelen [ZND 44 (1946)] III-1-2
dokteren dokteren: Vooral verl.deelw., b.v. v`(h)èbbe joare gedoktoeërd bè da kè.nd.  doktōēëre (Hasselt), meesteren: Medisch behandelen of geneesmiddelen toedienen.  mīēstere (Hasselt) dokteren || meesteren III-1-2
dolle kervel scheerling: sxē̜rleŋ (Hasselt), vergiftige kervel: vergiftige kervel (Hasselt), wilde kelver: welǝ kęlǝvǝr (Hasselt) Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] I-5
dom dwaas: dwas (stom, onnoozel) (Hasselt), dwaës (niet recht wijs) (Hasselt), dwaöze (stom) (Hasselt) dwaas". Uitspraak + betekenis [ZND 33 (1940)] III-1-4
domme man ezel: e.zel (Hasselt), steenezel: stīē.ne.zel (Hasselt), stom kuiken: stoem kejke: uilskuiken zonder kop  stoem kejke (Hasselt) dommerik || domoor || uilskuiken III-1-4
domme vrouw dwaallichtje: misschien niet algemeen  dwaalliechske (Hasselt), stomme geit: stoem gee.t (Hasselt) dwaallicht, niet al te slim vrouwspersoon || geit, dom vrouwspersoon III-1-4
dompelen in het water steken: ent w(tm)tər stīəkə (Hasselt), ent weͅtər stīəkə (Hasselt, ... ) (in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)] III-1-2, III-4-4
donderen donderen: dondere (Hasselt, ... ), donərə (Hasselt, ... ), doͅndərə (Hasselt, ... ), doͅnərə (Hasselt, ... ), grommelen: grumələ (Hasselt), hommelen: humələ (Hasselt), kraken: krākə (Hasselt), rommelen: rumələ (Hasselt, ... ) donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4