24664 |
dovenetel (alg.) |
dovenetel:
doeve neitel (Q002p Hasselt),
hondsnetel:
hondsneitel (Q002p Hasselt),
netel:
neitel (Q002p Hasselt)
|
dovenetel [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
33296 |
dovenetel (algemeen) |
doofnetel:
dufnęi̯tǝl (Q002p Hasselt),
dovenetel:
duvǝnęi̯tǝl (Q002p Hasselt),
hondsnetel:
hondsnitǝl (Q002p Hasselt),
hǫndsnęi̯tǝl (Q002p Hasselt),
netel:
nęi̯tǝl (Q002p Hasselt)
|
Lamium L. Dit plantengeslacht, dat van 10 to 60 cm hoog kan worden, lijkt nogal op de brandnetel met dezelfde soort grofgezaagde bladeren, die overigens géén brandend gevoel veroorzaken, en ook met in bosjes tegen de stengel groeiende bloemen. Deze bloemen zijn evenwel veel groter, gekleurd en lipvormig. Verschillende soorten van dit onkruid komen vrij algemeen voor en worden in de praktijk amper van elkaar onderscheiden. De bekendste zijn wel de witte en de paarse dovenetel die hieronder in een apart lemma worden behandeld. In dit lemma staan de algemene benamingen bijeen. [N 37, 16a; A 60A, 75; L 1, a-m; L 1u, 39; L B2, 334a; L 15, 3; S 7; monogr.]
I-5
|
20659 |
draad |
draad:
drǫt (Q002p Hasselt),
drǭt (Q002p Hasselt)
|
Samenhangend geheel van ineengedraaide vezels (van vlas, hennep, katoen, zijde of andere stof) tot een aanmerkelijke lengte dun uitgesponnen. Bij de antwoorden op de vraag naar draad of draad garen in de enquête van Schrijnen - Van Ginneken - Verbeeten (S) leest men nogal eens de opmerking dat ø̄draadø̄ ook van ijzer kan zijn, terwijl een ø̄draad garenø̄ vaam wordt genoemd. Daarom kunnen draad en vaam in eenzelfde plaats genoemd worden voor het begrip ø̄draadø̄. Het is ook duidelijk dat het algemeen Nederlandse draad het oudere vadem gaat verdringen. [N 62, 55b; N 62, 55a; L 1a-m; L 1u, 40; L 8, 29; L 17, 4; L A2, 304; L B1, 69; L B1, 76; Gi 1.IV, 26; Wi 5; S 27; monogr.]
II-7
|
18788 |
draad garen |
draad garen:
droͅd gārə (Q002p Hasselt)
|
draad garen [ZND B1 (1940sq)]
III-1-3
|
32065 |
draadnagelbenamingen naar gebruik |
kepernagel:
kē.pǝrnā.gǝl (Q002p Hasselt)
|
In dit lemma zijn een aantal benamingen voor draadnagels bijeen gezet die vooral bij het timmeren van een gebint worden gebruikt. Een keper is een balkje met een doorsnede van ongeveer 5 x 7 cm. Zie ook het lemma ɛkeperɛ in wld II.9, pag. 107.' [N 54, 15a-b; monogr.]
II-12
|
33982 |
draagriem |
hulp:
hę.lǝp (Q002p Hasselt),
licht:
lex (Q002p Hasselt)
|
Riem die op het lagere middengedeelte van het schoftzadel wordt gelegd en die twee lussen bevat die de berries van de kar ophouden. [JG 1b, 1c, 2a, 2b; N 13, 70]
I-10
|
17856 |
draaien |
draaien:
drān (Q002p Hasselt)
|
draaien [ZND m]
III-1-2
|
34255 |
draaiende karnton |
rolvat:
rǫlvat (Q002p Hasselt),
rǫlvāt (Q002p Hasselt)
|
De karnton wordt met een zwengel of een wiel zelf rondgedraaid. Deze ton, waarin de boter door draaien wordt gemaakt, draait zelf mee. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 56 en 58; L 1a-m; L 27, 30 en 69; JG 1a, 1b, 1d, 2c; Ge 22, 10, 26, 29, 34 en 37; A 7, 19; S 17; monogr.]
I-11
|
34082 |
draaiers |
heupknobbels:
hø̜̄pknubǝls (Q002p Hasselt)
|
De kleine heupen achter de grote heupen, meestal in de vorm van uitstekende botten of knobbels. [N 3A, 110b]
I-11
|
33727 |
draaihek |
aflating:
āflø̄tiŋ (Q002p Hasselt),
draaibarrier:
drābrīr (Q002p Hasselt),
drābǝrīr (Q002p Hasselt),
gaard:
gār (Q002p Hasselt),
stegel:
stexǝl (Q002p Hasselt)
|
Een hek dat op scharnieren of haken draait aan de ingang van een wei, gemaakt van prikkeldraad of houten latten. [N 14, 68a; N M, 5; A 25, 5d; L B 19, 6; monogr.]
I-8
|