19615 |
kom |
kom:
koͅm (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel)
|
een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
17813 |
komen |
komen:
komen (L352p Hechtel),
kumən (L352p Hechtel)
|
komen [RND], [ZND 46 (1946)]
III-1-2
|
33606 |
komkommer |
komkommer:
komkommer (L352p Hechtel)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|
20005 |
konijn |
konijn:
keneĕn (L352p Hechtel),
kənēͅ.n (L352p Hechtel),
pl.
kəneͅinə (L352p Hechtel),
uit: (de vellen van) konijnen; niet: konijnenvellen
kenijn (L352p Hechtel)
|
konijn [ZND 29 (1938)], [ZND 42 (1943)] || konijn(tje) [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
24322 |
konijnenhol |
pijp:
pēͅp (L352p Hechtel)
|
konijnenhol [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
21266 |
koning |
koning:
keuning (L352p Hechtel),
kunning (L352p Hechtel),
køniŋ (L352p Hechtel)
|
koning [RND], [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
22518 |
koning en vrouw van een kleur in een hand |
heer en dame:
ich hem hartenhier en hartedam (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel),
iej hem den hier en de dam van de harten bieen (L352p Hechtel)
|
Ik heb den heer en de vrouw van harten samen (bij het kaartspel). [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|
22812 |
koning in het kaartspel |
heer:
hier (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel)
|
Koning: Hoe heet schoppen heer of schoppen koning (in een kaartspel)? [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
28400 |
koningin |
moeder:
moj.ǝr (L352p Hechtel)
|
Het enige volmaakt vrouwelijke dier in een bijenkolonie. Geslachtelijk is de koningin gelijk aan de werkbij, maar in het larvestadium is de aanstaande koningin gevoed met hoogwaardige voedingsstoffen, de koninginnegelei, en de werkbij niet. In ieder volk is slechts één koningin aanwezig. Haar enige taak bestaat in het leggen van eieren. Zij kan bevruchte of onbevruchte eieren leggen. Uit de bevruchte eieren ontstaan werkbijen of eventueel koninginnen, uit de onbevruchte komen de darren. Een koningin kan een leeftijd van vier à vijf jaar bereiken. Is zij niet meer in staat eieren te leggen en daardoor nutteloos geworden voor de kolonie, dan wordt de oude koningin vervangen door een nieuwe. [N 63, 12d; S 3, L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 12; R 3, 42; Ge 37, 37; A 9, 3; monogr.]
II-6
|
23714 |
koningin des hemels |
regina caeli:
regina caeli (L352p Hechtel)
|
Het "Koningin des hemels"of "Regina caeli", het Angelus-gebed in de Paastijd. [N 96B (1989)]
III-3-3
|