e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hechtel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korset korset (<fr.): kərsē (Hechtel) korset, rijglijf om de taille [rijlief, rellif, relf, ruls, stiklijst, stiflijk] [N 25 (1964)] III-1-3
korst korst: verzamelfiche, ook materiaal van ZND 01 (a-m vraag 23 a en b zijn samengevoegd.  keurstjen (Hechtel) eerste (verse) en laatste (oudbakken) korst van het brood [ZND 02 (1923)] III-2-3
kort geknipt haar bros: bros (Hechtel), brosje: broske (Hechtel), broskop: broskop (Hechtel), pinnetjes: pinnekes (Hechtel), pinnetjeshaar: pinnekeshoar (Hechtel) Overal kort geknipt hoofdhaar [tieters, stoppelen] [N 114 (2002)] III-1-1
kortademig dempig: dempig (Hechtel), kort: kort van ësem (Hechtel) hij is dempig (kan moeilijk ademen) [ZND 23 (1937)] III-1-2
korte broek korte boks: korte boks (Hechtel), korte broek: kortebroek (Hechtel) korte broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)] III-1-3
korte laars get: git (Hechtel), guetten (Hechtel), -&gt; n paar getten.  getten (Hechtel), Mv.: getten.  get (Hechtel), wag: WNT: wagge, slobkous. Van Dale: wagge, (gew.) slobkous.  waggen (Hechtel) Laars, een paar laarzen (laars die alleen het been bedekt tussen enkel en knie) [ZND 37 (1941)] III-1-3
korte onderbroek? onderboks: onderboͅks (Hechtel) onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)] III-1-3
kortmeel kortmeel: kǫrtmę̄l (Hechtel), tarwekort: tɛrǝvǝkǫrt (Hechtel) Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e] II-3
kortwieken afsnijden: āfsnęi̯ǝn (Hechtel), snijden: snęi̯ǝn (Hechtel) Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12
koster koster: de kester (Hechtel), de kuster (Hechtel), de kèster (Hechtel), kuster (Hechtel), köstər (Hechtel), doffe e  de kester (Hechtel) De koster [köster, kuster, keuster?]. [N 96B (1989)] || koster [RND] || Koster. [ZND 37 (1941)] III-3-3