e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hechtel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krommen, ombuigen krom maken: kroomp maken (Hechtel), omvouwen: umvaan (Hechtel) Krommen: een kromme gebogen vorm doen aannemen (krommen, buigen, draaien, krom maken) [N 108 (2001)] || Ombuigen: een andere richting geven (ombuigen, (om)plooien) [N 108 (2001)] III-1-2
kruidenpannenkoek kruidkoek: gebakken met bladeren van pisbloemen  kruoͅdkoek (Hechtel) pannenkoek [ZND 40 (1942)] III-2-3
kruien kruien: krǫu̯ǝn (Hechtel) Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13
kruik kruik: krauk (Hechtel) kruik [ZND 29 (1938)] III-2-1
kruimel greumel: grummel (Hechtel), grummel broeëd (Hechtel), grummelen (Hechtel) kruimel brood [ZND 36 (1941)] III-2-3
kruin kruin: kruin (Hechtel) de kruin van het hoofd (waar het haar draait) [ZND 29 (1938)] III-1-1
kruipend ongedierte wormen: wərəm (Hechtel) wormachtig en kruipend gedierte [N 26 (1964)] III-4-2
kruis kruis: kreuis, twiee kreuizer (Hechtel), krø̜̄.s (Hechtel) Een kruis, twee kruisen. [ZND 29 (1938)] || Kruising van ruggegraat en achterheupen, uitlopend in de staart en staartwortel. Zie afbeelding 2.31. [JG 1a, 1b; N 8, 13 en 14] I-9, III-3-3
kruisbeeld kruisbeeld: i kroe͂sbeeld (Hechtel), ’n kreuisbeeld (Hechtel) Kruisbeeld. [ZND 22 (1936)] III-3-3
kruisbes kroenzel: kroensel (Hechtel), kroenzelbeer: kroenselbeer (Hechtel) kruisbes [ZND 16 (1934)] I-7