19632 |
kussensloop |
kussentreksel:
køsətreͅksəl (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel,
L352p Hechtel)
|
de kussensloop (waarin het hoofdkussen wordt gestoken) [ZND 17 (1935)] || kussensloop [ZND 01 (1922)] || kussensloop; overtrek van een hoofdkussen [ZND 02 (1923)]
III-2-1
|
19314 |
kwaadspreekster |
kazelheks:
kazelheks (L352p Hechtel)
|
vrouw die gaarne kwaadspreekt [ZND 29 (1938)]
III-1-4
|
17983 |
kwaal |
kwaal:
kwoal (L352p Hechtel)
|
Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
24341 |
kwaken |
kwaken:
kwaken (L352p Hechtel),
schreeuwen:
sxrȳvǝn (L352p Hechtel),
snateren:
snai̯tǝrǝn (L352p Hechtel)
|
Roepen, gezegd van de eenden. [L 37, 8b]
I-12
|
18156 |
kwakzalver |
kwakzalver:
kwakzalver (L352p Hechtel)
|
Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (kwakzalver, kwakkelaar, pisdokter, wonderdokter, charlatan, polak). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
24201 |
kwartel |
kwakkel:
kwakkel (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel)
|
kwartel [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-4-1
|
24880 |
kweek |
puinen:
puinen (L352p Hechtel),
pø̜̄.nǝn (L352p Hechtel),
pø̜i̯nǝ (L352p Hechtel)
|
Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweekgras (Agropyrum repens) [Lk 04 (1953)]
I-5, III-4-3
|
33552 |
kweepeer |
kweekpeer:
kwikpair (L352p Hechtel)
|
[ZND 29 (1938)]
I-7
|
19105 |
kwezel |
kwezel:
kwezel (L352p Hechtel),
wat en kwezel (L352p Hechtel)
|
Een bidziel, bidmens, kwezel, overdreven vrome persoon. [N 96B (1989)] || Wat een kwezel! [ZND 29 (1938)]
III-3-3
|
23736 |
kwezelachtig |
kwezelachtig:
kwezelechtig (L352p Hechtel)
|
Kwezelachtig. [N 96B (1989)]
III-3-3
|