20123 |
miauwen |
lollen:
Als ze heet zijn
loͅlə (L352p Hechtel),
miauwen:
mi’auən (L352p Hechtel)
|
miauwen [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
24901 |
middag (s middags) |
middag:
middaag (L352p Hechtel),
midáách (L352p Hechtel),
s achtersmiddags:
sachter smiddags (L352p Hechtel)
|
in de namiddag [ZND 34 (1940)] || middag [RND], [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
20573 |
middagmaal |
middag, de -:
middaag (L352p Hechtel)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 12 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
22478 |
middelste kegel |
gek:
de gek (L352p Hechtel),
koning:
de kunning (L352p Hechtel),
zot:
zot (L352p Hechtel)
|
Hoe heet de middelste kegel in het kegelspel? [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
34598 |
middelste rongblok |
pulf:
pølǝf (L352p Hechtel)
|
Middelste van de drie rongblokken van een hoogkar of een wagen. De woordtypen pulm, pulf, pulver, pulp en pul staan voor een specifiek rongblok, dat ter versteviging diende en geen rongen had. In het materiaal kwamen vaak benamingen voor die ook bij het meer algemene "rongblok" gegeven waren. Vanwege hun algemene karakter zijn die hier niet meer opgenomen. [N 17, 13b + 44h; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b]
I-13
|
17668 |
middelvinger |
middelvinger:
middelvinger (L352p Hechtel)
|
Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, middelste vinger, langeman, lang(st)e vinger). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
33785 |
middendeel van het paard |
romp:
rǫ.mp (L352p Hechtel)
|
De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12]
I-9
|
31586 |
middennaafbanden |
dombanden:
dombān (L352p Hechtel)
|
De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.]
II-11
|
24352 |
mier |
mierzeik:
mirzēͅk (L352p Hechtel)
|
mier [zeikdemp(el), -lem, -meik, -diem, -worm, -mier, moer-, muurzeiker, aomzeiksel, aomezeik] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24423 |
mierenei |
muurzeikeneitje:
mirzēͅkəēͅi̯kə (L352p Hechtel)
|
mierenei [zeekmoejerseike] [N 26 (1964)]
III-4-2
|