e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hechtel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moe moeg: mych (Hechtel) moe [RND] III-1-2
moed moed: dien hit moed (Hechtel) hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)] III-1-4
moeder moene: cf. VD s.v. "mam  mòn (Hechtel) moeder [ZND 01 (1922)] III-2-2
moedervlek peperkoren: pèperkore (Hechtel), wijnplek: wèènplak (Hechtel) Moedervlek: een aangeboren bruine vlek op de huid (moedervlek, moederplek, peperkoor, pepervlek). [N 106 (2001)] III-1-1
moedig (zijn) geen bangerik zijn: `t is ginnen bangerik (Hechtel), geen schouwe zijn: `t is ginnen schouwen (Hechtel), voor niks terug staan: he git vur neks terug staon (Hechtel) hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)] III-1-4
moeilijk vooruitkomen taffelen: taffele (Hechtel) Moeilijk vooruit komen (schravelen, taffelen, stachelen, strompelen). [N 109 (2001)] III-1-2
moer wijfje: wuəfken (Hechtel), wøͅfkə (Hechtel) konijn, vrouwtje [ZND 20 (1936)] || voedster, vrouwtjes konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1
moestuinx hof: hō.f (Hechtel), hōf (Hechtel, ... ) [Goossens 1b (1960)] [N 05A (1964)] [ZND 01 (1922)] [ZND 24 (1937)] [ZND 27 (1938)] [ZND 44 (1946)] I-7
mof mof: mof (Hechtel), mofje: mufke (Hechtel) damesmof (hoe heet een damesmof, namelijk een cylindervormige koker van bontwerk, dienend om de handen warm te houden) [ZND 39 (1942)] III-1-3
mol mouterem: mó̜tǝram (Hechtel), mó̜tǝrǝm (Hechtel), mǭtrǝm (Hechtel) Het in de grond levend, zwart zoogdier iets groter dan een muis dat de molshopen opwerpt; het heeft een spitse snuit en graafklauwen: Talpa europaea. Hoewel niet alle mollesoorten blind zijn, wordt de mol algemeen voor blind gehouden. De boeren beschouwden het als een schadelijk dier op hun cultuurgrond, dat bestreden moest worden; bovendien was het bont van de mol gewild. Zie ook de toelichting bij het lemma ''molshoop''. Om de vergelijking van de lemma''s ''mol'' en ''molshoop'' te vergemakkelijken en daar in enkele streken hetzelfde woord voor mol en molshoop voorkomt, is ook hier het woord in z''n geheel gedocumenteerd en is zoveel mogelijk dezelfde volgorde in de woordtypen en de varianten aangehouden. In kaart 3 is door middel van toegevoegd zwart in een symbool of door een combinatie van symbolen aangegeven waar de woorden voor mol en molshoop identiek zijn. In kaart 4 is aangegeven waar het algemeen Nederlandse type mol het dialektwoord aan het vervangen is. [N 14, 80b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 18, 12; A 7, 6; L 1 a-m; L 1u, 165; L 3, 7; L 14, 10; L 16, 3; L B2, 311; L A1, 228; S 24; R 3, 21; Gwn 6, 9; add. uit RND 48 en 84; monogr.] I-3