19235 |
opnieuw beginnen |
opnieuw beginnen:
opnow beginnen (L352p Hechtel),
opternieuw beginnen:
oppernow beginnen (L352p Hechtel),
vanher beginnen:
van her beginnen (L352p Hechtel)
|
opnieuw beginnen: veel dialecten kennen nog andere woorden dan opnieuw [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
33145 |
opnieuw wannen |
nawannen:
nǭwanǝ(n) (L352p Hechtel),
triēren:
triø̜̄rǝ (L352p Hechtel)
|
Als men uit het gezuiverde graan het beste zaad wil halen dat zal dienen als zaaigraan, moet men opnieuw wannen. Men draait de wanmolen dan vlug rond zodat al het fijnere graan wegvliegt. Soms gebeurt dit niet met de wanmolen, maar door het graan te zeven; zie het lemma ''zeven met de handzeef'' (6.3.11). De omschrijvende opgaven met behulp van het heteroniem van het lemma wannen, zoals nog eens doordraaien, of voor de tweede keer doorjagen, zijn hier niet opgenomen. [JG 1a, 1b -gedeeltelijk-]
I-4
|
32928 |
opper |
opper:
ǫpǝr (L352p Hechtel)
|
De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.]
I-3
|
17566 |
opperhuid |
vel:
vêl (L352p Hechtel)
|
Opperhuid (huid, bovenhuid, -vel). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
18030 |
oprispen |
rumselen:
rumselen (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel)
|
oprispen [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
17866 |
opschuiven |
opschuiven:
opschuive (L352p Hechtel)
|
Opschuiven: in zijwaartse richting schuiven (opschikken, schavielen, opschuiven, opzij gaan) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
33152 |
opstapelen van graanzakken |
optassen:
ǫptasǝ (L352p Hechtel)
|
Zakken met graan op een hoop zetten. [L 27, 24]
I-4
|
33078 |
opsteken van de schoven |
opsteken:
ǫpstē̜.kǝ (L352p Hechtel)
|
Het op de oogstkar laden van de gedroogde schoven. Dit gebeurt door twee personen, de één, de opsteker (zie het lemma ''opsteker'', 5.1.4) steekt de schoven met een oogstgaffel van het hok naar de kar omhoog, waar de ander, de tasser (zie het lemma ''tasser op de wagen'', 5.1.5) de schoven aanneemt en in lagen (zie het lemma ''laag schoven op de wagen'', 5.1.7) op de oogstkar tast. Vergelijk ook het lemma ''hooi opladen'' (5.1.5) in aflevering I.3.' [JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
17900 |
optillen |
opheffen:
ophuffen (L352p Hechtel),
òphøfə (L352p Hechtel)
|
dat kan ik opheffen [ZND 26 (1937)] || optillen [RND]
III-1-2
|
34000 |
optuigen |
aandoen:
āǝ.ndū.n (L352p Hechtel)
|
Een trekpaard van het nodige trektuig voorzien. Men zet het hoofdstel op het hoofd van het paard, plaatst het haam om zijn nek, legt het schoftzadel op zijn rug en doet het achterhaam aan. Tenslotte gespt men de verschillende delen aan elkaar. [JG 1b; N 8, 97a; monogr.]
I-10
|