e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hechtel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opzettelijk expres: ook materiaal znd 1a-m  espres (Hechtel) opzettelijk [ZND 23 (1937)] III-1-4
organist organist: organist (Hechtel) De organist, orgelist. [N 96B (1989)] III-3-3
orgel orgel: e schon oksoal mit e now ø͂ͅlger (Hechtel), urgel (Hechtel, ... ) Een nieuw orgel (in de kerk). [ZND 42 (1943)] || Een nieuw orgel. [ZND 42 (1943)] || Een schoon oksaal met een nieuw orgel. [ZND 05 (1924)] III-3-2, III-3-3
orgel spelen orgel spelen: urgel spelen (Hechtel) (op het) orgel spelen, het orgel bespelen. [N 96B (1989)] III-3-3
orgeltrapper orgeltrapper: orgeltrapper (Hechtel) De orgeltrapper, orgeltreder, die al pompend of tredend de blaasbalg van het orgel met lucht vulde [örgeltrèèjer, balketrèëner, herrejotswinkmecher?]. [N 96B (1989)] III-3-3
os os: ǫs (Hechtel) Gesneden mannelijk rund [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11
oud, bejaard oud: aad (Hechtel) oud; de man is oud [ZND 05 (1924)] III-2-2
oud, versleten paard oud paard: ǭt pē̜rt (Hechtel), oude biek: āǝ bik (Hechtel), oude knol: āǝ knǫl (Hechtel) Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.] I-9
oude vrouw oude vrouw: aa vrouw (Hechtel, ... ) een oude vrouw [ZND 05 (1924)] III-2-2, III-3-1
ouders oudersen: znd 44, 27;  aarshen (Hechtel), oudersten: aarsten (Hechtel) ouders [ZND 11 (1925)] || ouders; waar ligt het land van uw ouders? [ZND 44 (1946)] III-2-2