18240 |
paillette |
glinster:
glinster (L352p Hechtel),
glinstertje:
glinsterkes (L352p Hechtel),
paillette (fr.):
pájètte (L352p Hechtel)
|
Pailletten. Een plaatje of reepje gouden of zilveren folie, tot versiering van kledingstukken [pailetten, gitten] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
24489 |
palmboompje |
palmboompje:
verzamelfiche ZND 15, 015 van Har, + ZND 5, 041
palmbumke (L352p Hechtel),
palmbos:
verzamelfiche ZND 15, 015 van Har, + ZND 5, 041
palmbos (L352p Hechtel)
|
palmboompje [ZND 15 (1930)]
III-4-3
|
32736 |
pand, bed |
bed:
bęt (L352p Hechtel
[(tien voren)]
),
pand:
pa.nt (L352p Hechtel
[(vijfentwintig voren)]
)
|
Een pand of bed is een deel van een (meest erg lange) akker of een smal stuk land tussen twee evenwijdige greppels. Vergelijk het lemma In Panden Ploegen. Panden zijn doorgaans kleiner van oppervlakte dan gewone percelen op drogere grond. Men onderscheidt soms brede en smalle akkerdelen. Waar de brede stukken panden heten, worden de smalle stukken bedden genoemd. Het omgekeerde is ook mogelijk. Met perken bedoelt men de brede stukken. Hieronder is van deze afzonderlijk te ploegen akkerdelen - voor zover mogelijk - de breedte in voren of meters vermeld. Omdat een akker meerdere panden of bedden omvat, zijn ook de verstrekte meervoudsvormen opgenomen. [N 11, 53a + b; N 11A, 122 add.; N 11A, 130 a + c; JG 1a + 1b + 1c + 2c; A 44, 21e]
I-1
|
20700 |
pannenkoek |
bloemkoek:
bloem
bloemkoek (L352p Hechtel),
smoutkoek:
gebakken met smout
smaatkoek (L352p Hechtel),
in smout gebakken
smooitkoek (L352p Hechtel)
|
pannenkoek [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
18295 |
pantoffel |
slof:
ne slof (L352p Hechtel),
slof (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel),
sloffen (L352p Hechtel),
Voor alle pantoffels.
slof (L352p Hechtel)
|
pantoffel [ZND 40 (1942)] || Slof, een paar sloffen. Bedoeld worden ruime pantoffels van ruwe stof (zelfkant) zonder of met neergetrapt achterstuk (fr. chaussons de lisière) [ZND 48 (1954)]
III-1-3
|
21126 |
papier |
papier:
papier frommelen (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel)
|
papier frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
17551 |
papperig, opgeblazen persoon |
dikzak:
dikzak (L352p Hechtel),
papzak:
ne papzak (L352p Hechtel)
|
Dik, pafferig (papperig, vet, maf). [N 109 (2001)] || Opgeblazen van lijf (pafferig, pappetig, poesterig, opgezwollen). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
18194 |
paraplu |
paraplu:
ik heb mijn paraplu in het station laten staan (L352p Hechtel),
ne paraplu (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel)
|
paraplu [ZND 40 (1942)] || Paraplu. Ik heb mijn paraplu in het station laten staan. [ZND 46 (1946)]
III-1-3
|
21950 |
paren van de duiven |
paren:
pāə.rə (L352p Hechtel)
|
Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
18406 |
parfum |
reuksel:
ruuksel (L352p Hechtel)
|
Parfum. Reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur, reuksel] [N 114 (2002)]
III-1-3
|