e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hechtel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rechte, vormeloze benen schrale pikkels: schrááəl pichels (Hechtel), staakbenen: staakbieën (Hechtel), stokjes: stekskes (Hechtel), stokken: stekker v. bieën (Hechtel) Rechte, vormeloze benen (stokken, stelten, palen, latten, staken) [N 109 (2001)] III-1-1
rechtstaande oren ezelsoren: ezelsorren (Hechtel), flaporen: flaporren (Hechtel), konijnsoren: kenijnsorren (Hechtel) Rechtstaande oren (fik(s)oren, ezelsoren, (f)laporen, spitsoren). [N 109 (2001)] III-1-1
reeks, rij rij: rij (Hechtel) rij [ZND 19A (1936)] III-4-4
refrein refrein: refrēēn (Hechtel) Een refrein (het steeds terugkerende gedeelte van een lied). [ZND 41 (1943)] III-3-2
regen (alg.) regen: raigen (Hechtel), regen (Hechtel), renger (Hechtel) regen [ZND 23 (1937)] III-4-4
regenen (alg.) regenen: (⁄t was zo goed als zeker dat ⁄t) regenen zou (Hechtel) Regenen. ¯t Was zo goed als zeker, dat het zou regenen. [ZND 46 (1946)] III-4-4
regenpijp goot: gōt (Hechtel) De buis die het regenwater vanuit de dakgoot naar beneden voert. [N 64, 149a; L 24, 23b; L 24, 38; L B1, 160b; monogr.; Vld.] II-9
regenworm piering: piring (Hechtel), pirring (Hechtel), worm: wərəm (Hechtel) pier, aardworm [ZND 14 (1926)] || regenworm, aardwom, bekende paarskleurige worm die bij spitten en ploeten of bij regen voor de dag komt [pier, pieroas, piering, pierewörm, dauwworm] [N 26 (1964)] || worm in het algemeen [pier, piering, pierik] [N 26 (1964)] III-4-2
reiken naar pakken naar: noa iets pakke (Hechtel) Reiken, met de handen naar iets reiken (naar iets pakken, grijpen). [N 109 (2001)] III-1-2
rekenen rekenen: rèkene (Hechtel) rekenen [ZND 41 (1943)] III-3-1