17599 |
rimpels |
rimpels:
rumpels (L352p Hechtel)
|
rimpels (in het gezicht) [ZND 41 (1943)]
III-1-1
|
18396 |
ring |
ring:
goae rīnk (L352p Hechtel)
|
Versiersel. Voorwerpen die tot versiering dienen [sier(sel), smeer, (op)smuk, opmaak, opschik, tooi] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
17587 |
ringbaard |
baardje:
? (< informant).
baarteke (L352p Hechtel)
|
Ringbaard: korte baard die als ring om het gezicht loopt [N 106 (2001)]
III-1-1
|
29911 |
ringen |
ringen:
reŋǝn (L352p Hechtel)
|
Het varken een ring in de neus zetten om het het wroeten te beletten. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 70, 9; N 19, 26; N 19, 26, Q 98 add.; monogr.]
I-12
|
33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
ringen:
rāən (L352p Hechtel)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17669 |
ringvinger |
ringvinger:
rīnkvinger (L352p Hechtel)
|
Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, pillepoort). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
18103 |
ringworm |
rad van sint-catharina:
rááed van Sint Ketrien (L352p Hechtel)
|
Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, wiel/rad, ring(el)worm). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
23645 |
rinkelen met de altaarbel |
rinkelen:
rinkelen (L352p Hechtel)
|
De 3 of 4 belletjes omvattende bel/schel, die door de misdinaar bediend wordt [schel, sjel?] . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21214 |
riool |
riool:
riolen (L352p Hechtel)
|
De dikke buizen onder de grond [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
24409 |
ritnaald, larve van de kniptor |
koperworm:
kōpərwərəm (L352p Hechtel)
|
ritnaald, koperworm, schadelijke kniptor-larve die van plantenwortels leeft [N 26 (1964)]
III-4-2
|