20084 |
roos (rosa) |
roos:
ruəzə (L352p Hechtel)
|
rozen [RND]
III-2-1
|
26668 |
rosmolen |
manège (fr.):
mǝnē.zi (L352p Hechtel)
|
De oudste machine die voor het dorsen werd gebruikt. Een paard leverde hier de drijfkracht. Algemeen wordt onder manège een constructie verstaan bestaande uit een vertikale as die door een horizontale boom, waar een paard is voorgespannen, in beweging wordt gebracht. Door middel van een kardan-koppeling wordt die draaiende beweging doorgegeven aan een horizontale as die door de wand van de schuur naar een machine werd geleid en deze aandrijfkracht leverde. In dit geval wordt door de rosmolen een trommel aangedreven waarin de halmen gedorst werden. Vergelijk ook het lemma ''rosmolen'' in de aflevering over de molenaarsterminologie, wld II,3, blz. 163.' [N 14, 7; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
21330 |
royaal |
royaal (<fr.):
iemand die veel geeft, edelmoedig is
rajöol (L352p Hechtel)
|
Royaal: uitspraak en betekenis (mild, onbekrompen, volop, enz.). [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
24524 |
rozenbottel |
papenkeutel:
papekeuters (L352p Hechtel)
|
rozebottel [ZND 02 (1923)]
III-4-3
|
23716 |
rozenkrans |
paternoster:
paternoster (L352p Hechtel)
|
De rozenkrans, het bidsnoer [bid-vr-ons?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23722 |
rozenkransgebed |
rozenkrans:
rozekrans (L352p Hechtel)
|
Het Rozenkransgebed (hierbij gaat men 3 maal het bidsnoer langs) . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23730 |
rozenkransmaand |
rozenkrans:
rozekrans (L352p Hechtel)
|
De Rozenkransmaand (d.w.z. oktober). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17767 |
rug |
rug:
rug (L352p Hechtel),
røx (L352p Hechtel),
ruggestrang:
rø̜gǝstra.ŋk (L352p Hechtel)
|
de rug [ZND 29 (1938)] || Zie afbeelding 2.29. [JG 1a, 1b; N 8, 12]
I-9, III-1-1
|
32882 |
rug van het blad van de zeis |
rug:
røx (L352p Hechtel)
|
De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b]
I-3
|
17640 |
ruggengraat |
paternoster:
de patternoster (L352p Hechtel),
ruggenstrang:
Opg.: rug(ge)straank.
ruggestraank (L352p Hechtel),
rugstrang:
Opg.: rug(ge)straank.
rugstraank (L352p Hechtel),
strang:
hoat `m euver zènne straank ! (L352p Hechtel)
|
Ruggegraat (ruggestrank, rozenkrans). [N 109 (2001)]
III-1-1
|