33643 |
stuk grond |
stuk:
stø̜k (L352p Hechtel)
|
Een stuk land, een perceel grond, in het algemeen. [N 27, 2a en 5; Vld.; N 11A, 106 add.; monogr.]
I-8
|
33712 |
stuk onontgonnen grond |
braakgrond:
brākgront (L352p Hechtel)
|
Een stuk woeste grond, nog niet ontgonnen hei, veen of moeras. [N 27, 4a; N 11, 6; N 11A, 112; ALE 254]
I-8
|
23590 |
suisse |
suisse (fr.):
suisse (L352p Hechtel)
|
De ordebewaarder in de kerk, de suisse [kerkgendarme, kèrksjanderm, tseijes?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17735 |
suizen van de oren |
ruisen:
mèn orren rōēse (L352p Hechtel),
tuiten:
O.V.T.
mèn orren tōēde (L352p Hechtel)
|
Suizen van de oren (soezen, toeten, tuiten, fluiten, ruisen). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17978 |
sukkelen |
kwakkelen:
kwakkele (L352p Hechtel),
sukkelen:
suggele (L352p Hechtel)
|
Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (sukkelen, krenkelen, kwakkelen, op de sukkelbaan zijn). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
18126 |
syfilis |
rot zijn:
dieën is rot (L352p Hechtel)
|
Syfilis: besmettelijke geslachtsziekte die gewoonlijk begint met een zweer op de geslachtsorganen; uiteindelijk kan elk orgaan aangetast worden (druiper, luizenziekte, syfilis). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
19667 |
tafel |
tafel:
toͅfəl (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel,
L352p Hechtel)
|
de tafel afvagen [ZND 32 (1939)] || een schoon tafel krassen (met een spijker, enz.) [ZND 28 (1938)] || tafel [ZND 49 (1958)]
III-2-1
|
23711 |
tafelgebed |
tafelgebed:
toffelgebed (L352p Hechtel)
|
Het tafelgebed vóór en na het eten. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33632 |
takkenbos, bussel hout |
mutterd:
mu̞ttərt}* (L352p Hechtel)
|
takkenbos, bussel takken en twijgen [N 27 (1965)]
I-7
|
33777 |
tand, tanden |
tand(en):
ta.nt (L352p Hechtel
[(mv tān)]
)
|
Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17]
I-9
|