e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hechtel

Overzicht

Gevonden: 2679
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blijvend gebit paardstanden: pē̜rstān (Hechtel) Op vijfjarige leeftijd heeft het paard een volwaardig gebit, meestal paardstanden genoemd. [JG 1a, 1b; N 8, 18a en 18b] I-9
blikaars zweer op kont: zweer op kont (Hechtel) Uitslag, zweren op het achterwerk (blikaars, blikgat, blekker, blik). [N 107 (2001)] III-1-2
bliksemen bliksemen: het bliksemt (Hechtel, ... ), weerlichten: ⁄t wèrlicht (Hechtel, ... ) bliksemen [ZND 21 (1936)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)] III-4-4
blikslager blikslager: blīǝkslāgǝr (Hechtel) Ambachtsman die blik verwerkt en blikken voorwerpen herstelt. [N 66, 55a; Wi 2; L 34, 17a; monogr.] II-11
bloedluis bloedluis: bludløi̯s (Hechtel) bloedluis, luis die kankergezwellen veroorzaakt aan appelbomen [N 26 (1964)] III-4-2
bloedworst pens: pens (Hechtel), pɛ.ns (Hechtel) bloedworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)0] III-2-3
bloedzuiger echel: egchel (Hechtel), ächel (Hechtel) bloedzuiger [ZND 33 (1940)] || bloedzuiger [lok, echel, deegel, bloodiegel, -zuuker] [N 26 (1964)] III-4-2
bloei bloei: blø̜i̯ (Hechtel) Opgaven voor de uitdrukking "in (de) bloei staan"; het zelfstandig naamwoord. [L 32, 76; monogr.] I-4
bloeien bloeien: (-) bluet (Hechtel), blø̜̄i̯ǝ (Hechtel), blø̜̄n (Hechtel), in de bloei staan: (-) stut inne blui (Hechtel) De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] || in bloei staan [ZND 32 (1939)] I-4, III-4-3
bloem bloem: blum (Hechtel) Bloem bestaat uit het inwendige van de graankorrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. Het vormt de fijnste soort in de reeks produkten die tijdens het builen worden gescheiden. Bloem is uitermate geschikt om mee te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmeelɛ en ɛboultéɛ. Het woordtype dobbele zero (Q 167) verwijst naar het feit dat de fijnheid van bloem met ø̄0ø̄ (zero) wordt aangegeven. Hoe meer zeroɛs, des te fijner de bloem. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma ɛbloemɛ in wld II.1, pag. 83.' [N O, 37c; JG 1a; JG 1b; Vds 246; Jan 240; Coe 218; Grof 245; monogr.] II-3