e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hechtel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vergeet-mij-nietje vergeet-me-nietje: vergeet mij nietteke (Hechtel), vergeet-mij-nietje (Hechtel) vergeet-mij-nietje [ZND 40 (1942)] III-4-3
vergiet zij: zei (Hechtel) vergiet, doorslag [ZND 45 (1946)] III-2-1
vergiftigen vergeven: vergèève (Hechtel) Vergiftigen: door vergif doden (vergeven, vergiftigen). [N 107 (2001)] III-1-2
verkleumd stijf: staif (Hechtel), stèf (Hechtel) hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)] III-1-2
verkouden verkoud: ich bin verkaat (Hechtel), ig ben verkaad (Hechtel), ik bin verkaad (Hechtel), ik bin verkaat (Hechtel) ik ben verkouden [ZND 34 (1940)] III-1-2
verkoudheid borstfleuris: [Zware]  borstfleurus (Hechtel), kou: ge zult n kaa pakken (Hechtel), ge zult ne kâ pakken (Hechtel), ge zult nen kaa pakken (Hechtel), gè zult ne kaa pakken (Hechtel), ig hem inne koa op de borst (Hechtel), zwōͅərə kō (Hechtel) ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] || Hoe noemt men tegenwoordig een zware verkoudheid met koorts ? (Deze ziekte, die nu vrijwel overal griep wordt genoemd, heette vroeger ook wel influenza) [ZND 49 (1958)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)] III-1-2
versleten kaal: kāāël (Hechtel), kaalgevreten: 1x  kaaëlgefrèète (Hechtel), tot op de draad versleten: tet oppen droad versleeten (Hechtel), versleten: versleten (Hechtel, ... ) Versleten. Door lang gebruik stuk gegaan, niet meer bruikbaar, gezegd van een kledingstuk [versleten, sleets, schabbig, kaal] [N 114 (2002)] || verslijten, versleet, versleten (volt.deelw.) [ZND 25 (1937)] III-1-3
verstandskies wijsheidstand: wèèshèdstaand (Hechtel) Verstandskies, wijsheidstand [N 106 (2001)] III-1-1
verstelbaar luik boven de varkenstrog valdeur: vaǝldø̄ǝr (Hechtel) Boven de varkenstrog bevond zich vaak een verstelbaar voerluik. In L 360 kende men geen luik maar een scherm in de vorm van een rechtopstaande plank. [N 5A, 60e] I-6
vertuieren hertuieren: hɛrtȳrǝn (Hechtel), hɛrtø̜i̯ǝrǝn (Hechtel), hoeden: hȳn (Hechtel) Het verplaatsen van het vee, telkens wanneer een stuk wei is afgegraasd. [L 40, 21b; monogr.] I-11