24614 |
vergeet-mij-nietje |
vergeet-me-nietje:
vergeet mij nietteke (L352p Hechtel),
vergeet-mij-nietje (L352p Hechtel)
|
vergeet-mij-nietje [ZND 40 (1942)]
III-4-3
|
19597 |
vergiet |
zij:
zei (L352p Hechtel)
|
vergiet, doorslag [ZND 45 (1946)]
III-2-1
|
18054 |
vergiftigen |
vergeven:
vergèève (L352p Hechtel)
|
Vergiftigen: door vergif doden (vergeven, vergiftigen). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
18002 |
verkleumd |
stijf:
staif (L352p Hechtel),
stèf (L352p Hechtel)
|
hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
18074 |
verkouden |
verkoud:
ich bin verkaat (L352p Hechtel),
ig ben verkaad (L352p Hechtel),
ik bin verkaad (L352p Hechtel),
ik bin verkaat (L352p Hechtel)
|
ik ben verkouden [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
borstfleuris:
[Zware]
borstfleurus (L352p Hechtel),
kou:
ge zult n kaa pakken (L352p Hechtel),
ge zult ne kâ pakken (L352p Hechtel),
ge zult nen kaa pakken (L352p Hechtel),
gè zult ne kaa pakken (L352p Hechtel),
ig hem inne koa op de borst (L352p Hechtel),
zwōͅərə kō (L352p Hechtel)
|
ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] || Hoe noemt men tegenwoordig een zware verkoudheid met koorts ? (Deze ziekte, die nu vrijwel overal griep wordt genoemd, heette vroeger ook wel influenza) [ZND 49 (1958)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
18226 |
versleten |
kaal:
kāāël (L352p Hechtel),
kaalgevreten:
1x
kaaëlgefrèète (L352p Hechtel),
tot op de draad versleten:
tet oppen droad versleeten (L352p Hechtel),
versleten:
versleten (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel)
|
Versleten. Door lang gebruik stuk gegaan, niet meer bruikbaar, gezegd van een kledingstuk [versleten, sleets, schabbig, kaal] [N 114 (2002)] || verslijten, versleet, versleten (volt.deelw.) [ZND 25 (1937)]
III-1-3
|
17625 |
verstandskies |
wijsheidstand:
wèèshèdstaand (L352p Hechtel)
|
Verstandskies, wijsheidstand [N 106 (2001)]
III-1-1
|
33394 |
verstelbaar luik boven de varkenstrog |
valdeur:
vaǝldø̄ǝr (L352p Hechtel)
|
Boven de varkenstrog bevond zich vaak een verstelbaar voerluik. In L 360 kende men geen luik maar een scherm in de vorm van een rechtopstaande plank. [N 5A, 60e]
I-6
|
34290 |
vertuieren |
hertuieren:
hɛrtȳrǝn (L352p Hechtel),
hɛrtø̜i̯ǝrǝn (L352p Hechtel),
hoeden:
hȳn (L352p Hechtel)
|
Het verplaatsen van het vee, telkens wanneer een stuk wei is afgegraasd. [L 40, 21b; monogr.]
I-11
|