17596 |
wimper |
plimp:
plumpen (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel),
plimper:
plumpers (L352p Hechtel),
wimper:
wumpers (L352p Hechtel)
|
lange wimpers (haartjes aan de oogleden) [ZND 34 (1940)]
III-1-1
|
33832 |
windzuiger |
windzuiker:
wę.nt˲zǭ.kǝr (L352p Hechtel)
|
Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c]
I-9
|
18434 |
winkelhaak |
winkelhaak:
winkelhoak (L352p Hechtel)
|
Winkelhaak. Een rechthoekige scheur in een kledingstuk. [N 114 (2002)]
III-1-3
|
21566 |
winkelkorf |
beurs:
bors (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel),
net:
net (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel)
|
Korf of zak die aan de arm gedragen wordt wanneer men naar de winkel gaat. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
22770 |
winnen |
winnen:
winnen (L352p Hechtel, ...
L352p Hechtel)
|
III. Winnen; hij won; gewonnen. [ZND 25 (1937)]
III-3-2
|
24279 |
winterkoninkje |
winterkoninkje:
winterkuningske (L352p Hechtel)
|
winterkoninkje [ZND 34 (1940)]
III-4-1
|
33238 |
winterwortelen |
poten:
puǝtǝ (L352p Hechtel)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|
17612 |
wipneus |
stompneusje:
stompnáske (L352p Hechtel),
wipneus:
wipneus (L352p Hechtel)
|
Wipneus (stoepneus, topneus). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
33779 |
wisselen van de tanden |
wisselen:
wesǝlǝ (L352p Hechtel)
|
Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19]
I-9
|
18290 |
wit halsboordje |
bandje:
benteken (L352p Hechtel),
col (fr.):
ne kol (L352p Hechtel)
|
wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|