e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heek

Overzicht

Gevonden: 1225
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bunzing fis: ?  vis (Heek), maart: ?  maart (Heek), vuur: vuur (Heek), ?  vuur (Heek) bunzing [SGV (1914)] || ulk (bunzing) [SGV (1914)] III-4-2
buskruit pulver (<lat.): pollefer (Heek) buskruit [SGV (1914)] III-3-1
bussel uitgedorst stro bussel: bø̜sǝl (Heek) Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat] I-4
buurman nabuur: noaber (Heek) buurman [SGV (1914)] III-3-1
buurt nabuurschap: in de noabersjap (Heek) buurt (in de ~) [SGV (1914)] III-3-1
buurten plenken: WNT: plenken, 3. ... in de gebuurte den avond al koutende doorbrengen.  oet plenke goan (Heek) buurten (wij gaan ~) [SGV (1914)] III-3-1
chagrijn chagrijn: sjangering (Heek) chagrijn [SGV (1914)] III-1-4
cichorei suikerij: soekerei (Heek) cichorei [SGV (1914)] III-2-3
cirkel, kring ring: rink (Heek, ... ) cirkel [SGV (1914)] || kring [SGV (1914)] III-4-4
commode, ladenkast commode: koͅmu̯at (Heek) commode [SGV (1914)] III-2-1