e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heek

Overzicht

Gevonden: 1225
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kortwieken toppen: tupǝ (Heek) Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12
kostganger kostganger: kosgänger (Heek) kostganger [SGV (1914)] III-3-1
koud, mistig en somber weer duister (weer): duuster wêr (Heek) donker [~ weer] [SGV (1914)] III-4-4
koude noordenwind, bijs koude wind: ene kaauwe wind (Heek) koude [een ~ wind] [SGV (1914)] III-4-4
kous: algemeen hoos: hoas (Heek) kous [SGV (1914)] III-1-3
kouter kouter: kǫu̯tǝr (Heek) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kraakbeen knoers/knors: knoosj (Heek) kraakbeen [SGV (1914)] III-1-1
kraanvogel wilde gans: wil gaauws (Heek) kraanvogel [SGV (1914)] III-4-1
krabben dabben: dabbe (Heek), kratsen: kratse (Heek) krabben [SGV (1914)] III-1-2
kramer kramer: kriemer (Heek) kramer [SGV (1914)] III-3-1