e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heek

Overzicht

Gevonden: 1225
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
soep sop: sop (Heek) soep [SGV (1914)] III-2-3
spaak speek: špęi̯k (Heek) Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.] I-13
spannen spannen: sjpanne (Heek) spannen [SGV (1914)] III-1-2
spartelen spartelen: spartele (Heek) spartelen [SGV (1914)] III-1-2
spatader spat: (kouw)sjpat (Heek) spatader [SGV (1914)] III-1-2
spatten opspringen: opsjpringe (Heek) spatten [SGV (1914)] III-4-4
speeksel uitspuwen spijen: sjpieje (Heek) spuwen [SGV (1914)] III-1-1
speels, dartel voor te spelen zijn: Opm. eig. in de betekenis van: hij is nog geneigd tot spelen.  hê is nog veur te spele (Heek) speelsch (dartel) [SGV (1914)] III-1-4
spek spek: sjpĕk (Heek) spek [garstig~] [SGV (1914)] III-2-3
spel (alg.) spel: sjpeel (Heek) spel [SGV (1914)] III-3-2