18817 |
genoegen (doen) |
plezier:
pləzēēr (L328p Heel)
|
tevredenheid, genoegen [trek, plezier, goesting, snoel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
gepachte hoeve:
gǝpɛxgdjǝ [hoeve] (L328p Heel),
pachthoeve:
paxthūǝf (L328p Heel)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
30781 |
geperforeerd glas |
geperforeerd glas:
gǝpɛrfǝrērtj ˲glās (L328p Heel)
|
Gegoten vensterglas met trechtervormige openingen dat voor ventilatiedoeleinden wordt gebruikt. [N 67, 89j]
II-9
|
17560 |
geraamte |
geraamte:
geraemtj (L328p Heel),
gerêmtje (L328p Heel)
|
geraamte [N 10a (1961)] || geraamte, skelet [SGV (1914)]
III-1-1
|
18939 |
gereed |
gereed:
gereid (L328p Heel),
gereîd (L328p Heel),
klaar:
klaor (L328p Heel, ...
L328p Heel),
kloar (L328p Heel),
vaardig:
vaerdig (L328p Heel, ...
L328p Heel),
vèèrdig (L328p Heel)
|
gereed, klaar [DC 03 (1934)] || klaar [SGV (1914)] || klaar met een handeling die verricht moest worden, een handeling verricht hebbend [af, vaardig, klaar, teneinde, ree, verrig] [N 85 (1981)] || klaar, gereed || klaar: Als je - bent mag je gaan spelen [DC 35 (1963)]
III-1-4
|
27322 |
gereedschapskist |
gereedschapskist:
gǝręjtšapskes (L328p Heel)
|
Kist waarin de schilder zijn gereedschap opbergt. [N 67, 99e]
II-9
|
29055 |
geren |
geren:
giǝrǝ (L328p Heel)
|
Stof schuin laten uitlopen of spits uitlopende stroken aanbrengen om het kledingstuk ruimer te maken. [N 59, 187; N 62, 11b; N 62, 11a; S 10]
II-7
|
25066 |
gering aantal, een paar |
paar:
paar (L328p Heel)
|
een gering aantal [paar] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
34240 |
geronnen melk |
zure melk:
zūr mɛlk (L328p Heel)
|
Melk die door het lange staan dik en zuur is geworden. [L 2, 7; A 7, 15; monogr.]
I-11
|
20583 |
gerookte paling |
gerookte aal:
geruikdjə āōl (L328p Heel)
|
panpaling; Hoe noemt U: Een gerookte panpaling [N 80 (1980)]
III-2-3
|