e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halster capuchon: kapǝsun (Heel), stalhalchter: štalhɛlǝxtǝr (Heel) Stel van leren riemen - eventueel touwen - of kettingen dat het paard om het hoofd heeft als het niet ingespannen is. Aan de halsterring wordt de lijn of ketting gehecht waarmee het paard in de stal of op de weide wordt vastgebonden of waarmee het wordt geleid. Op sommige plaatsen wordt de term halster ook gebruikt om het Hoofdstel of de Stalband aan te duiden. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2b, 2c; N 13, 18a; N 5 A II, 59e add.; monogr.] || Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.] I-10, I-11
halve maan, eerste kwartier halve maan: hálf maon (Heel) schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)] III-4-4
halve maan, laatste kwartier laatste kwartier: léstə kərteer (Heel) schijngestalte van de maan: laatste kwartier [afnemende, donkere maan] [N 81 (1980)] III-4-4
halve pint, kwart liter, maat schopje: sjöpkə (Heel) de maat die een inhoud aangeeft van 0,25 (=kwart) liter [kapper, halfje, schopje, dzozie, hoorn, neuker, neutel, bok, uppie, bak] [N 91 (1982)] III-4-4
halve zondag halve zondag: halve zondaag (Heel), halve zunjig (Heel) Een "halve zondag", een feestdag zonder mis, bijvoorbeeld Koninginnedag (planken zondag). [N 96C (1989)] III-3-3
ham, hesp schonk: sjonk (Heel) ham [SGV (1914)] III-2-3
hamer van de klepklok hamer: hamer (Heel), trumphamer: trumphamer (Heel) De hamer van een klepklok [trumphamer?]. [N 96A (1989)] III-3-3
hamerhuis huist: hūst (Heel) Het gat voor de hamersteel in de kop van de hamer. Zie ook afb. 85. [N 53, 126f] II-12
hamerkop hamerkop: hāmǝrkǫp (Heel) Het zwaarste gedeelte van de hamer, waarmee men op de spijkers slaat. Zie voor de verschillende onderdelen van de hamerkop ook afb. 85 en de volgende lemmata. [N 53, 126b-c] II-12
hamersteel hamersteel: hāmǝrštēl (Heel) De, doorgaans houten, handgreep van een hamer. [N 53, 126e] II-12