e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koot koot: kūǝt (Heel) Het korte been onmiddellijk boven de hoef, zowel van de voor- als achterpoot. 1Het is één van de belangrijkste lichaamsdelen van het trekpaard. Zie afbeelding 2.25. [JG 1a, 1b; N 8, 32.1, 32.2, 32.3, 32.7, 32.10, 32.14, 32.15 en 32.16] I-9
kop kop: kop (Heel) [N 76, 11; monogr.] I-12
kop van een duig kop: kǫp (Heel) Elk van de twee uiteinden van een duig. [N E, 32a] II-12
kopband kopband: kǫp˱banjt (Heel) De band die om de beide uiteinden van het vat wordt aangebracht. De in dit lemma opgenomen benamingen duiden zowel de voorlopige als de definitieve banden op die plaats aan. Zie ook het lemma ɛsluitbandenɛ. Als sluitband heeft de kopband vaak de functie van opzetband. Zie ook dat lemma.' [N E, 22a; N E, 23; N E, 42] II-12
kopen kopen: koupe (Heel, ... ) koopen [SGV (1914)] || kopen (geen context) [DC 37 (1964)] III-3-1
koper poetsen poetsen: putsə (Heel, ... ) metaal met behulp van vloeibare of zachte poetsmiddelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)] III-2-1
kopje tas: tas (Heel) een kop koffie [SGV (1914)] III-2-1
kopjeduikelen hoofdjeschieten: hötje sjeete (Heel) duikelen, voorover vallen [stulpe, stölpe] [N 10 (1961)] III-3-2
koppelen koppelen: kòppələ (Heel) koppelen; twee personen tot een huwelijk met elkaar brengen [lappen, koppelen] [N 87 (1981)] III-2-2
koppelteugel, koppelstang koppelketting: kǫpǝlkɛteŋ (Heel) Verbinding tussen de bitten van de paarden van een tweespan, of teugel die het haam van het bijdehandse paard (het paard dat bestuurd wordt) met het bit van het vandehandse paard (het rechtse paard van een twee- of driespan) verbindt. [N 13, 36] I-10