17609 |
neus (spotnamen) |
gevel:
gevel (L328p Heel),
Plat.
gevel (L328p Heel),
kokker:
kokker (L328p Heel),
kuit:
kuit (L328p Heel),
snuits:
Plat.
snoets (L328p Heel),
van asenray zijn:
i.e. Azeraai te Roermond.
hae is van Nazerooi (L328p Heel),
van nazareth zijn:
hae is van Nazeret (L328p Heel)
|
neus [DC 01 (1931)] || neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
31925 |
neus van de lepelboor |
naas:
nās (L328p Heel),
schup:
šøp (L328p Heel)
|
Het aangescherpte, half bolvormige uiteinde van de lepelboor. [N 53, 162b]
II-12
|
17614 |
neusgaten |
neusgaten:
naasgaaten (L328p Heel)
|
neus: neusgaten [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17613 |
neusvleugel |
neusvleugel:
naasvleugel (L328p Heel)
|
neusvleugel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
20482 |
nicht |
nicht:
neen
nicht (L328p Heel),
neen; wel achternicht
nicht (L328p Heel)
|
nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17698 |
nier |
nier:
neer (L328p Heel)
|
nier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24716 |
niet gedijen |
niet aarden:
WLD
neet áárdə (L328p Heel)
|
Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
30331 |
niet haaks |
uit de haak:
ūt ˲dǝ hǭk (L328p Heel)
|
Niet zuiver rechthoekig, gezegd van bijvoorbeeld een werkstuk. [N 53, 199b; monogr.]
II-12
|
20167 |
niet zindelijk |
niet proper:
neet proeəpər (L328p Heel)
|
onzindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften niet beheersend; onzindelijk, gezegd van kinderen [N 86 (1981)]
III-2-2
|
25172 |
nieuwe maan |
nieuwe maan:
nōēw maon (L328p Heel)
|
schijngestalte van de maan: nieuwe maan [donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|