33651 |
omwalde akker |
hof:
hōf (L328p Heel),
hofje:
hø̄fkǝ (L328p Heel)
|
Een akker welke omsloten is door een akkerwal, een brede gracht of door bossen. [N 11, 2e; N 11, 2f; N 27, 3b; A 10, 4; monogr.]
I-8
|
25087 |
onbelangrijk |
min:
min (L328p Heel),
minə (L328p Heel)
|
niet veel [luttel, min, schriel, weinig] [N 91 (1982)] || weinig [DC 39 (1965)]
III-4-4
|
21845 |
onbeleefd |
bot:
boet (L328p Heel),
onbeleefd:
oonbəlèèfdj (L328p Heel)
|
niet wellevend, handelend in strijd met de beleefdheid [onbeleefd, bot] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21846 |
onbeschaafd |
lomp:
loomp (L328p Heel)
|
ruw, niet beschaafd [lomp, loer, boers, onbeschoft, nut] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21792 |
onbeschaamd |
astrant:
ástránt (L328p Heel)
|
geen schaamtegevoel hebbend [ekstrant, onbeschaamd] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
25149 |
onbewolkt |
klaar:
klāōr (L328p Heel, ...
L328p Heel)
|
onverduisterd in licht, schijn of glans [helder, klaar, licht] [N 91 (1982)] || wolkenloos, zonder wolken, gezegd van de lucht [uitgekeerd, uitgeklaard, klaar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25092 |
onbruikbaar maken, verbruien |
bederven:
bədèrvə (L328p Heel)
|
onbruikbaar maken, zijn waarde doen verliezen [verworden, verdraaien, begaaien, verbruien, bederven, verpeuteren, nonen, verballemonden] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21857 |
onbruikbare voorraad |
niet te gebruiken:
neet tə gəbrōēkə (L328p Heel)
|
allerlei slechte en onbruikbare voorraad [breggel, plodder, bocht, bagage] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
31990 |
onderdelen nummeren |
nummeren:
nømǝrǝ (L328p Heel)
|
De onderdelen van een nummer voorzien, opdat de constructie later gemakkelijker in elkaar gezet kan worden. Zie voor het woordtype paren ook het lemma ɛparenɛ in Wld II.9, pag. 111.' [N 53, 207]
II-12
|
24637 |
ondereinde van de stam |
voet:
WLD
voot (L328p Heel)
|
Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)]
III-4-3
|