23788 |
palmtakjes plaatsen |
palmtakje steken:
palmtekske sjtaeke (L328p Heel)
|
Het gebruik om palmtakjes te plaatsen a. in huis, b. in de stallen en in de schuur, c. in de moestuin, d. op de akkers, e. op het graf van een dierbare overledene [korenpalmen, pejmke sjtèke]. Geef met a, b, c, d, e aan waar. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23786 |
palmwijding |
palmen wijden:
palmewieje (L328p Heel),
palmwijding:
palmwiejing (L328p Heel)
|
De palmwijding op Palmzondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23785 |
palmzondag |
palmzondag:
palmzòndig (L328p Heel)
|
De zondag vóór Pasen, Palm-/Palmenzondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
22842 |
pandverbeuren |
pandverbeuren:
ps. deels omgespeld volgens Frings.
pantjver[bø͂ͅre (L328p Heel)
|
pandverbeuren [SGV (1914)]
III-3-2
|
19434 |
pannen schuren |
poetsen:
putsə (L328p Heel),
schoonmaken:
šūnmākə (L328p Heel),
schuren:
šūrə (L328p Heel, ...
L328p Heel)
|
metaal met behulp van water en zand of andere schurende middelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
18295 |
pantoffel |
pantoffel:
pantoeffele (L328p Heel),
pantōffele (L328p Heel)
|
Hoe noemt men de pantoffels? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
20558 |
pap |
pap:
pap (L328p Heel, ...
L328p Heel,
L328p Heel),
pàp (L328p Heel)
|
brij [SGV (1914)] || brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)] || pap [DC 35 (1963)]
III-2-3
|
30762 |
papborstel |
insmeerborstel:
enšmiǝrbøstǝl (L328p Heel),
papkwast:
papkwas (L328p Heel)
|
De borstel waarmee men het plaksel op het behang en de muren smeert. Vaak wordt als papborstel een blokwitter of een handveger gebruikt. [N 67, 94b]
II-9
|
21126 |
papier |
papier:
pampeer (L328p Heel)
|
papier [SGV (1914)]
III-3-1
|
23900 |
paradijs |
paradijs:
paredies (L328p Heel),
parediês (L328p Heel)
|
Het Paradijs [et paredies]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|