30750 |
pausnaald |
prikpen:
prekpɛn (L328p Heel)
|
Naald aan een kurk waarmee men de gaatjes in de paustekening maakt. [N 67, 86c]
II-9
|
30749 |
paustekening |
paustekening:
pǫwstęjkǝneŋ (L328p Heel)
|
Een op een dun papier aangebrachte tekening die vervolgens met behulp van een speld of een prikradje langs de lijnen van gaatjes wordt voorzien. [N 67, 86b]
II-9
|
20414 |
peetoom |
peter:
pêter (L328p Heel),
peteroom:
paeteroeme (L328p Heel, ...
L328p Heel),
paeteroeëme (L328p Heel, ...
L328p Heel,
L328p Heel,
L328p Heel),
pĕteroeame (L328p Heel, ...
L328p Heel)
|
de peter [de paat] [N 96D (1989)] || peetoom [SGV (1914)] || peetoom (de oom naar wien iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] || peter (de man, wiens naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20415 |
peettante |
petertant:
paetertant (L328p Heel, ...
L328p Heel,
L328p Heel,
L328p Heel,
L328p Heel,
L328p Heel),
petertante:
pĕtertant (L328p Heel),
meestal houdt de "wiesvrouw"het kind ten doop
pĕtertant (L328p Heel)
|
de meter [joaën] [N 96D (1989)] || meter (de vrouw, die het kind ten doop houdt en wier naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] || peettante (de tante naar wie iemand genoemd is) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
23995 |
penitentie |
penitentie (<lat.):
peneténsie (L328p Heel),
penitentie (L328p Heel)
|
Penitentie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32025 |
pennenmachine, pennenbank |
pennenbank:
pɛnǝbaŋk (L328p Heel)
|
Werktuig waarop de pennen voor een pen-en-gatverbinding machinaal worden gemaakt. Zie ook afb. 127 en het lemma ɛpen-en-gatverbindingɛ.' [N 53, 231a]
II-12
|
34103 |
pens |
pens:
pɛns (L328p Heel)
|
De eerste afdeling van de maag van de koe waarin het voedsel geweekt wordt. Een koe heeft vier magen: de pens, de netmaag, de boekpens en de lebmaag. In de "Amsterdamse" vragenlijst nr. 9 werd via de vragen 11a, 11b, 11c en 11d naar de dialectbenamingen gevraagd voor deze vier magen. Exact werd gevraagd naar de benamingen voor pens, netmaag, boekpens en lebmaag. In de "Nijmeegse" vragenlijst nr. 28 werd ook gevraagd naar de dialectbenamingen voor de vier magen. Maar hier werden de vragen wat vager gesteld. De pens wordt omschreven (vr. 80) als de "maag waarin het voedsel het eerst komt", de netmaag als de "langwerpige maag" (vr. 81), de boekpens als "de maag die van binnen vol vliezen zit" (vr. 82) en de lebmaag als "de maag met heel grove uitsteeksels aan de binnenkant" (vr. 84). Door deze vage vraagstelling sluipt onzekerheid door in de antwoorden van de "Nijmeegse" respondenten: termen worden nogal eens door elkaar gehaald voor de diverse magen. Zo goed mogelijk is in dit lemma en de volgende drie lemmata geprobeerd de juiste benaming bij het juiste begrip onder te brengen. In wbd afl. 3 (Het rund) blz. 364 wordt het vermoeden geuit dat we hier eerder met een cultuurbegrip te maken hebben dan met een onder de mensen (nog) levende werkelijkheid en dat voornoemde vierdeling ook niet meer echt levend is bij de huisslachter. Dit vermoeden zou ook op de "Limburgse" antwoorden van toepassing kunnen zijn. [N 28, 80; A 9, 11a; L 48, 15]
I-11
|
20842 |
peper |
peper:
paîper (L328p Heel),
pĕper (L328p Heel)
|
peper [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
22446 |
periode van de ijsheiligen |
ijsheiligen:
iesheilige (L328p Heel)
|
De periode van de ijsheiligen, 11-14 mei; op deze dagen kan het zeer koud zijn. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17911 |
persen |
persen:
perse (L328p Heel)
|
persen [SGV (1914)]
III-1-2
|