e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pioen balroos: -  balroeës (Heel), balrooes (Heel), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  balroos (Heel) [DC 17 (1949)]Pioen (Paeonia officinalis L.) [DC 17 (1949)] I-7, III-2-1
pissebed stekelvarken: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  steekelverke (Heel), varkentje: WLD  vèrkskə (Heel) Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)] || pissebed, keldermot [GV K (1935)] III-4-2
pit van een steenvrucht kern: kêr (Heel), steen: WLD  sjtēīn (Heel) De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)] || kern [SGV (1914)] I-7
plaats maken plaats maken: plááts maakə (Heel) ruimte beschikbaar maken [plaats maken, schavelen] [N 91 (1982)] III-4-4
plaats, ruimte plaats: plaats (Heel) plaats [SGV (1914)] III-4-4
plafond plafond: plǝfoŋ (Heel) Zie kaart. Het ondervlak of de bekleding van een zoldering. In het onderzoeksgebied wordt onder een 'plafond' vooral een gepleisterde, meestal met lijsten en/of reliefs van stuc versierde bekleding van een zoldering verstaan. De term 'zoldering' wordt daarentegen gebruikt voor het ondervlak van een verdiepingsvloer waarvan de draagbalken nog zichtbaar zijn. Zie ook het 'Limburgs Idioticon', pag. 295, s.v. 'zoldering', ø̄Met de bepaalde betekenis van onbeplakten zolder. Geh. rond Maeseyck.ø̄ Om een gepleisterd plafond te maken worden eerst tengels op onderlinge afstand van ongeveer 7 cm onder de balken van de bovenliggende vloerlaag gespijkerd. Aan de tengels wordt vervolgens droog Maasriet bevestigd, dat met zigzagsgewijs om platkopspijkers gewonden koperdraad tegen de tengels wordt vastgeklemd. In plaats van riet kan ook steengaas worden gebruikt. Daarna wordt eerst een ruwe laag vette kalkmortel aangebracht en vervolgens wordt het geheel afgewerkt met een mengsel van kalk en gips. Langs de wand brengt men gewoonlijk een plint aan die wordt vervaardigd door op het plafond latjes te bevestigen en de plint gelijk met die latjes af te werken. Eventuele ornamenten worden met gips opgeplakt. In L 383 sprak men bij een boerderij vooral van de 'zolder' en in een gewoon huis van het 'plafond'. [N 6, 20; N 54, 143a; L 2, 19; monogr.; Vld.] II-9
plakken pikken: pekǝ (Heel) Gezegd van een verflaag die nog niet zover gedroogd is dat stof er niet meer aan blijft plakken. [N 67, 74b] II-9
plamuur lakplamuur: lak[plamuur] (Heel), plamuur: plǝmȳr (Heel) Een uit verschillende grondstoffen samengesteld materiaal dat door de schilder wordt gebruikt om een zo effen mogelijke ondergrond te verkrijgen voor de aan te brengen afschilderverflagen. Plamuur wordt gewoonlijk met een plamuurmes opgestreken maar kan ook, in verdunde vorm, met de kwast worden aangebracht. Plamuur kan worden samengesteld uit in lijnolie gemalen krijtwit en loodwit, dat wordt vermengd met in water geweekte pijpaarde. Ook bloedpreparaten en emulsie worden in plamuur aangewend. [N 67, 28c; N 67, 28d; monogr.] II-9
plamuur aanbrengen plamuren: plǝmȳrǝ (Heel) Plamuur door middel van een plamuurmes of kwast opbrengen. Met behulp van plamuren kunnen schaafstreken en andere onregelmatigheden in het hout worden weggewerkt zodat een volkomen egaal oppervlak ontstaat. [N 67, 71b; div.] II-9
plamuurmes plamuurmes: plǝmȳrmɛts (Heel) Werktuig voor het aanbrengen van plamuur en andere vulmiddelen. Het bestaat uit een driehoekig, veerkrachtig stalen blad waaraan doorgaans een houten handvat is bevestigd. De breedte van het blad varieert meestal tussen 2 en15 cm, maar er bestaan ook plamuurmessen met een nog breder blad. Zie ook afb. 96. [N 67, 54b] II-9