24991 |
poeder, pulver |
poeder:
poejər (L328p Heel)
|
tot fijn gruis of zeer fijne koreltjes gemaakte vaste stof [peder, pulver, poeder, stof] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33707 |
poel |
poel:
poǝl (L328p Heel),
pōl (L328p Heel)
|
Klein ondiep, stilstaand water, veelal als troebel of smerig gedacht. Een poel heeft dan ook meestal een meer ongunstige betekenis dan een vijver. [N 27, 24; S 28; A 20, 1; A 2, 48; monogr.]
I-8
|
24949 |
poel, plas |
poel:
peul (L328p Heel)
|
poelen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-4
|
31211 |
poelie |
schijf:
šīf (L328p Heel)
|
De schijf die de aandrijfkracht van de motor via de drijfriem overbrengt op de as van de center die in de vaste kop is bevestigd. [N 53, 228b]
II-12
|
22661 |
poesjenellenkelder |
poppenkast:
pōpəkast (L328p Heel)
|
De ruimte waar marionettenvoorstellingen gegeven worden [poesjenellekelder, poesje]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
18052 |
pokdalig |
mottig:
moottig (L328p Heel)
|
pokken: Door pokken geschonden, gezegd van de huid (mottig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19418 |
poken |
poken:
pūakə (L328p Heel)
|
poken [SGV (1914)]
III-2-1
|
17657 |
pols |
pols:
pols (L328p Heel, ...
L328p Heel)
|
pols [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
33807 |
pommelee, appelschimmel |
appelschimmel:
apǝlšømǝl (L328p Heel)
|
Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e]
I-9
|
24431 |
pompen van de meikever |
geld tellen:
WLD
gèldj tèllə (L328p Heel)
|
Hoe noemt u het herhaalde malen de vleugels bewegen voordat hij opvliegt, gezegd van een meikever (geld tellen) [N 83 (1981)]
III-4-2
|