18221 |
pronken |
opdoffen:
opdoeffə (L328p Heel),
prijken:
prieke (L328p Heel),
pronken:
pronke (L328p Heel)
|
in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)] || prijken [SGV (1914)] || pronken [SGV (1914)]
III-1-3
|
20506 |
proosten |
klinken:
klînkə (L328p Heel)
|
proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21698 |
prop |
bol:
Van Dale: I. bol, 3. voorwerp van min of meer zuiver ronde gedaante, bal; - prop; - ...
bòl (L328p Heel)
|
een bal van samendrukbaar materiaal, bijv. papier [dompel, bol, prop] [N 91 (1982)]
III-3-1
|
22310 |
proppenschieter |
knaptoet:
2 accenten: boven de Ø en ‰ moet nog een ´ staan; deze combinatieletters kan ik niet in zn geheel maken!
knáptō⁄ē⁄t (L328p Heel),
proppenschieter:
proppesjeeter (L328p Heel)
|
Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
20456 |
prostituée |
hoer:
hóór (L328p Heel)
|
prostituée, publieke vrouw [hoer, lichtvink, deerne, blaar] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
19676 |
provisiekast, etenskast |
etenskast:
êteskast (L328p Heel)
|
schaprade [SGV (1914)]
III-2-1
|
18403 |
pruik |
pruik:
prūūk (L328p Heel)
|
kunstmatig vervaardigde haarbedekking, valse haardos [kalot, pruik] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18985 |
pruilmond |
pruimenmond:
prōēməmoondj (L328p Heel)
|
een mond die men trekt als men pruilt [zie vr.199] [pruilmond, troesmond] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20568 |
pruimen |
pruimen:
prōēmə (L328p Heel)
|
pruimen; Hoe noemt U: Tabak kauwen (pruimen, sikken, sjikken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21354 |
pruis |
pruis:
Pruus (L328p Heel)
|
Pruis [SGV (1914)]
III-3-1
|