17950 |
beweeglijk rondlopen |
dribbelen:
dribbele (L328p Heel)
|
lopen: beweeglijk rondlopen [ritse, kwinkeleere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19238 |
bewerkelijk (zijn) |
bewerkelijk:
bewirkəlik (L328p Heel)
|
niet eenvoudig wat de bewerking betreft, veel tijd eisend [ruizig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32271 |
bewerken met de schaafbank |
gelijk schaven:
gǝlīk šāvǝ (L328p Heel)
|
De duigen glad- en in model schaven met behulp van de schaafbank. Op de schaafbank geeft de kuiper de duig zijn uiteindelijke vorm. Hij versmalt de duig van het midden naar de uiteinden toe en hij schaaft de zijkanten schuin. [N E, 19b]
II-12
|
32267 |
bewerken met het haalmes |
de binnenkant schillen:
dǝ benǝkantj šęlǝ (L328p Heel)
|
De duigen aan de binnenkant met behulp van het haalmes licht uithollen. Daardoor kunnen de duigen later gemakkelijker worden gebogen. [N E, 17b]
II-12
|
32265 |
bewerken met het snijmes |
de buitenkant schillen:
dǝ būtǝkantj šęlǝ (L328p Heel)
|
De duig aan de buitenzijde met behulp van het snijmes in de lengterichting licht bol snijden. Het snijmes wordt ook gebruikt om de zijkanten van de duig te bewerken. Het middengedeelte van een duig wordt breder gelaten dan de beide uiteinden. [N E, 17a]
II-12
|
23560 |
bewieroken |
bewieroken:
bewierooke (L328p Heel),
wieroken:
wieroke (L328p Heel)
|
Wieroken, bewieroken [wiereke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25107 |
bewolkte lucht |
overlopen lucht:
de locht is euver loupe, men zuut gein sterre (L328p Heel)
|
Hoe zegt men in uw dialect: De lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [DC 30 (1958)]
III-4-4
|
19613 |
bezem |
bezem:
baesem (L328p Heel),
bēͅsəm (L328p Heel),
schrobber:
sjrubber (L328p Heel)
|
bezem [SGV (1914)] || bezem (soorten) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19302 |
bezig |
bezig:
beezig (L328p Heel),
doende:
doondje (L328p Heel)
|
werkzaam aan of met iets bezig zijn [bezig, onledig, ollig, doende, gesteld [zijn aan]] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21299 |
bezoek |
bezoek:
bezeuk (L328p Heel),
bəzeuk (L328p Heel)
|
bezoek [SGV (1914)] || de personen die op bezoek komen [bezoek, visite, volk] [N 87 (1981)]
III-3-1
|