e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schortvol schootvol: sjoewətvolə (Heel) de hoeveelheid die men in één keer in zijn schort kan vervoeren [schoot, schortvol, slip] [N 91 (1982)] III-4-4
schot schot: sjuuöt (Heel) schot [SGV (1914)] III-3-1
schouder schouder: sjouwer (Heel, ... ) Hij gaf me een klap op mijn schouder. [DC 17 (1949)] || schouder [SGV (1914)] III-1-1
schouderblad schouderblad: sjouwərblaad (Heel) Schouderblad: een der beide, driehoekige platte beenderen op de bovenrug die de schouders helpen vormen (schouderblad, schoft). [N 84 (1981)] III-1-1
schraag bok: buk (Heel), houtschraag: hǫwtšrāx (Heel), schraag: šrāx (Heel) Houten draagstelling die wordt gebruikt om een lang werkstuk te ondersteunen. Zie ook afb. 116. [N 53, 225; S 32; monogr.] II-12
schraal schraal: šrǭl (Heel) Gezegd van terpentine die niet vet is. [N 67, 75d] II-9
schraapstaal krabstaal: krapštǭl (Heel) Klein, stalen blad, drie- of vierhoekig van vorm en met scherpe kanten, dat dient om hout glad te maken. Het schraapstaal wordt door verschillende houtbewerkende beroepen gebruikt. De kuiper werkt er bijvoorbeeld de buitenkant van het vat glad mee af. Zie ook het lemma ɛde buitenwand gladschavenɛ in de paragraaf over de vaktaal van de kuiper.' [N E, 45a; N G, 12; N 53, 151a; A 32, 3b; monogr.] II-12
schram schram: sjrāōm (Heel), sjroam (Heel), sjröm (Heel) schram [SGV (1914)] || Schram: streepvormige, zeer ondiepe verwonding van de bovenhuid (kras, schram, krab). [N 84 (1981)] || schrammen (mv) [SGV (1914)] III-1-2
schrammen kratsen: zich kratse (Heel), schaven: sjáávə (Heel) schrammen (ww) [SGV (1914)] || Schrammen: de bovenhuid zeer licht openrijten (schrammen, krassen, skrassen). [N 84 (1981)] III-1-2
schrapen schrapen: šrāpǝ (Heel) Een stuk hout met het schraapstaal bestrijken ten einde het zuiver glad te maken. [N 53, 156] II-12