19411 |
schroeien |
schroeien:
šryi̯ə (L328p Heel)
|
schroeien [SGV (1914)]
III-2-1
|
31961 |
schroeven |
schroeven:
šruvǝ (L328p Heel)
|
Iets met schroeven bevestigen. [N 53, 153a; monogr.]
II-12
|
31957 |
schroevendraaier |
schroevendraaier:
šrūvǝdrɛjǝr (L328p Heel)
|
Werktuig om schroeven vast en los te draaien. Zie ook afb. 90. [N 53, 134; monogr.]
II-12
|
20489 |
schrokken |
schransen:
sjrànzə (L328p Heel),
schrokken:
sjrokke (L328p Heel),
slobberen:
sjlōēbərə (L328p Heel)
|
gulzig; Hoe noemt U: Snel en onmatig in het verorberen van voedsel of drank; schrokachtig (gulzig, gruizig, vratig, slokachtig) [N 80 (1980)] || schrokken [SGV (1914)] || schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24374 |
schub |
schub:
WLD
sjöb (L328p Heel)
|
Hoe noemt u elk van de dunne plaatjes waarmee de huid van een vis geheel of gedeeltelijk is bedekt (schub, schubbe, schelp, schulp) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18844 |
schuchter |
bleu:
bluuö (L328p Heel)
|
bloode [SGV (1914)]
III-1-4
|
19565 |
schuier |
borstel:
bøstəl (L328p Heel, ...
L328p Heel),
klederborstel:
kleͅi̯ərbøstəl (L328p Heel)
|
stofborstel om stof uit kleren, stoelbekleding, gordijnen, enz. te verwijderen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
31416 |
schuifdrilboor |
drilboor:
drelbūǝr (L328p Heel)
|
Handboor voor het boren van kleine gaatjes in hout of triplex. De schuifdrilboor wordt in beweging gezet door het op en neer bewegen van een klos met inwendige spiraalrug over een daarin passende boorspil met spiraalgroef. Het werktuig wordt op het werkstuk gedrukt door met de hand of de borst te duwen op de houten knop die zich aan de bovenzijde van het werktuig bevindt. Zie ook afb. 83. [N 53, 170a]
II-12
|
19501 |
schuifgrendel |
schoude:
sjaw (L328p Heel),
schuif:
schui:f (L328p Heel)
|
schuifgrendel [N 07 (1961)]
III-2-1
|
23385 |
schuifje van de biechtstoel |
deurtje:
dø͂ͅrkə (L328p Heel),
luikje:
luukske (L328p Heel)
|
Het afsluitbare traliewerk, de schuif in de biechtstoel. [N 96A (1989)]
III-3-3
|