e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heel

Overzicht

Gevonden: 4616
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
binnensmonds praten prevelen: préévələ (Heel) binnensmonds praten [prevelen, pruttelen, murmelen, rullen] [N 87 (1981)] III-3-1
binnenstebuiten krangs: krangs (Heel), krángs (Heel) binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws] [N 86 (1981)] || krang (t binnenst buiten) [SGV (1914)] III-1-3
binnenwerk binnenverfwerk: benǝvęrǝfwɛrǝk (Heel) Schilderwerk binnenshuis. [N 67, 67a] II-9
binnenwerkse maat binnenwerksmaat: bęnǝwerksmǭt (Heel) De maat die aan de binnenzijde gemeten wordt, dat wil zeggen van de ene binnenste rand van het werkstuk tot de andere. Zie ook het lemma ɛdagmaatɛ in Wld II.9, pag. 111. Het betreft daar de binnenwerkse maat van kozijnen.' [N 53, 200b] II-12
bioscoop bioscoop: bijeskuwəp (Heel) Het theater waarin men films vertoont [cimma, cinema]. [N 90 (1982)] III-3-2
bisdom bisdom: bisdom (Heel, ... ) Een bisdom of diocees. [N 96D (1989)] III-3-3
bisschop bisschop: bussjôp (Heel), bössjöp (Heel) Een bisschop [busschop, biskop, bissjep]. [N 96D (1989)] III-3-3
bit gebit: gebēt (Heel) IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.] I-10
bitringen ringen: reŋ (Heel) De beide ringen aan het einde van de bitstang. [N 13, 44] I-10
bits scherp: sjérp (Heel, ... ) vinnig, onvriendelijk in manier van spreken [bits, scherp, bars, mondig] [N 87 (1981)] III-1-4, III-3-1