19781 |
thuis |
thuis:
toes (L328p Heel)
|
thuis [SGV (1914)]
III-2-1
|
21540 |
tien centiem |
knab:
knàp (L328p Heel)
|
een muntstuk van 10 centimes (in België) [s(j)oe, sol, brak, knap, klomp] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21379 |
tiend |
tiende:
tieentj (L328p Heel)
|
tiend [SGV (1914)]
III-3-1
|
23726 |
tientje van de rozenkrans |
tientje:
tientje (L328p Heel, ...
L328p Heel)
|
Een tientje van de Rozenkrans [n jezets?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23693 |
tijdelijke aflaat |
tijdelijke aflaat:
tiedelike aaflaot (L328p Heel)
|
Een tijdelijke aflaat. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22230 |
tijdverdrijf |
tijdkorting:
tietkorting (L328p Heel)
|
tijdkorting [SGV (1914)]
III-3-2
|
22855 |
tijger |
tijger:
tieger (L328p Heel)
|
tijger [SGV (1914)]
III-3-2
|
34647 |
tilbury |
sulki:
sølki (L328p Heel),
tilbury:
telbørii̯ (L328p Heel)
|
Tweewielig rijtuigje, meestal zonder kap, voor twee personen, dat door één paard getrokken wordt. De tilbury is lager dan de sjees. Er is geen aparte bok voor de koetsier. Af en toe is dit ook een meer algemene benaming voor een klein rijtuigje. [N 17, 5, add; N 101, 1 + 6-8; N G, 51, monogr]
I-13
|
31740 |
timmeren |
timmeren:
tømǝrǝ (L328p Heel)
|
De algemene benaming voor alle werkzaamheden die verband houden met het timmermansvak. [N 55, 169; A 35, 21; L monogr.; monogr.]
II-12
|
31971 |
timmermansduimstok |
dubbele meter:
dø̜bǝlǝ mē̜tǝr (L328p Heel)
|
De opvouwbare maatstok waarvan de delen ieder twintig of vijfentwintig cm lang zijn. De timmermansduimstok heeft dezelfde vorm als de gewone duimstok, maar is twee meter lang. [N 53, 184b]
II-12
|