e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trots groots: grueəts (Heel, ... ), gruëts (Heel) het doen blijken van het gevoel dat men meer is dan anderen [trots, trotsheid] [N 85 (1981)] || trots || vervuld en blijk gevend van een gevoel van meerderheid boven anderen [groots, fier, trots, heel, freet, moedig, moetig,glorieus] [N 85 (1981)] III-1-4
trotsheid grootsigheid: gruëtsigheid (Heel), grootslapperij: gruëtslapperie (Heel), hovaard: hoeëvaard (Heel) hovaardij, trots, hoogmoed || trots, verwaandheid || verwaandheid III-1-4
trouwboekje trouwboekje: trouwbeukske (Heel, ... ) het trouwboekje [trouwbusj-je] [N 96D (1989)] III-2-2
trouwen trouwen: trouwe (Heel, ... ), trouwə (Heel) door het huwelijk verenigd worden; trouwen [sjanken, sanksen, berinnen, trouwen] [N 87 (1981)] || Trouwen, mensen in de echt verbinden [trouwe]. [N 96D (1989)] III-2-2, III-3-3
trouwkostuum bruidegom bruidspak: broêdspak (Heel), trouwpak: trouwpak (Heel) het bruidspak van de man [broedsantsoch, broeds-mantoer] [N 96D (1989)] III-2-2
trouwring trouwring: trouwringk (Heel), trouwrink (Heel) een trouwring [N 96D (1989)] III-2-2
tuberculose tering: tieəring (Heel) Tuberculose: infectieziekte veroorzaakt door de tuberkelbacil die vrijwel alle organen kan aantasten, meestal echter de longen (tering, teer, loosziekte). [N 84 (1981)] III-1-2
tuiertouw, tuierketting tuier: tyi̯ǝr (Heel), zeel: zęi̯l (Heel) Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b] I-11
tuin hof: hōēāf (Heel) hof [SGV (1914)] III-2-1
tuinbonen wollebonen: -  wölleboeëne (Heel), WLD  wölləboeən (Heel) Een tuinboon, een grote soort boon labboon, paardsboon, boerenteen, molleboon, mokboon, wul, zwartvoet, huisboon, moffelboon, duiveboon, flodderboon, moffel, moffeboon, knauwboon, willeboon, paardeboon, jodenboon, roomse boon). [N 82 (1981)] || tuinboon I-7