18820 |
verveling |
verveling:
vərvèèling (L328p Heel)
|
de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21167 |
vervoerbewijs |
kaartje:
kéértjə (L328p Heel)
|
het plaatsbewijs voor de bus, trein, tram [kaartje, coupon] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18815 |
verwachting |
verwachting:
vərwáchting (L328p Heel)
|
het wachten op iets, meestal op iets positiefs [lous, loos, verwachting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19779 |
verwarmen, stoken |
stoken:
stoeke (L328p Heel)
|
stoken [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
30716 |
verweerd |
verweerd:
vǝrwiǝrtj (L328p Heel)
|
Gezegd van schilderwerk dat door de invloed van het weer is aangetast. [N 67, 69a]
II-9
|
24497 |
verwelken |
verslakkeren:
WLD
vərsjlákkərə (L328p Heel)
|
Slap worden en geur en kleur verliezen, gezegd van bloemen (Slekkeren, verwelken, verflensen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24555 |
verwelkt |
verslakkerd:
WLD
vərsjlákkərtj (L328p Heel)
|
Verwelkt, gezegd van bloemen (pens). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
21795 |
verwensen |
verwensen:
vərwinsə (L328p Heel)
|
iemand kwaad toewensen [wensen, verdijen, verwensen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
23312 |
vespers |
vespers (<lat.):
vespers (L328p Heel, ...
L328p Heel)
|
De op grote feesten gehouden namiddagdienst waarin door het koor psalmen worden gezongen: de vespers, de vesper. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18277 |
vest |
wambuisje:
wêmeske (L328p Heel)
|
vest (kleedingstuk) [SGV (1914)]
III-1-3
|