e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlo (enk.) vlo: vloea (Heel) vloo [SGV (1914)] III-4-2
vlo (mv., fon.) vlun: vluuö (Heel) vlooien [SGV (1914)] III-4-2
vloed, hoogtij vloed: vloet (Heel) vloed, wassen van het water van de zee en de toestand van hoog water [bovenwater, hoog tij] [N 81 (1980)] III-4-4
vloeibaar varkensvoer slobber: slobǝr (Heel) [N 76, 38; N 76, 39; monogr.] I-12
vloek vloek: vlook (Heel, ... ), vlōōk (Heel) een uitdrukking die een verwensing, vooral een godslastering behelst [vloek, kneerp] [N 85 (1981)] || een vloek [hiemmeltsakker] [N 96D (1990)] || Een vloek [hiemmeltsakker]. [N 96D (1989)] III-3-1, III-3-3
vloeken vloeken: vlooke (Heel, ... ), vlōōkə (Heel) godslasterende woorden uitspreken [vloeken, parlesanten, godverren, nonnen, sjamfoeteren, bidden, sakken] [N 85 (1981)] || vloeken [N 96D (1990)], [SGV (1914)] || Vloeken. [N 96D (1989)] III-3-1, III-3-3
vloekje vloekje: vleukske (Heel, ... ) Een vloekje [vluukse]. [N 96D (1989)] III-3-3
vloer vloer: vlūr (Heel) Zie voor het woordtype 'beleg' ook RhWb V, k. 301, s.v. 'Beleg': ø̄Fussboden aus Steinbelagø̄. Volgens Jongeneel (Heerlens Woordenboek, pag. 19) maakten de boeren uit de omgeving van Heerlen steenharde, waterdichte vloeren van zand, kalk of cement en kolensintels. [S 41; N 54, 128; monogr.; Vld.] II-9
vlug hel: hel (Heel), vlot: vlot (Heel) vlug: (moet je nu al weg?) Ja, ik zal moeten voortmaken om op tijd thuis te zijn; zo - loop ik niet meer [DC 39 (1965)] III-1-4
vlug lopen vegen: vaege (Heel) lopen: snel lopen [rekke, dabbere, op ne steile gaon] [N 10 (1961)] III-1-2