33479 |
witte aalbes |
witte beren:
witte bie:re* (L328p Heel),
witte bieere (L328p Heel),
witte miemerten:
witte miemerte (L328p Heel)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
23669 |
witte donderdag |
witte donderdag:
witte donderdaag (L328p Heel),
witte dònderdig (L328p Heel)
|
De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
weitjeskaas:
weijkəskīējəs (L328p Heel)
|
hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20654 |
witte kool |
kappes:
kappes (L328p Heel),
witte kappes:
witte kappes (L328p Heel)
|
witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)]
I-7
|
24280 |
witte kwikstaart |
kwikstaart:
kwikstert (L328p Heel, ...
L328p Heel),
wipstaart:
wipstèrt (L328p Heel)
|
kwikstaart [SGV (1914)] || kwikstaart, wit [DC 26 (1954)] || witte kwikstaart
III-4-1
|
33913 |
witte vlekken |
plekken:
plɛkǝ (L328p Heel)
|
Kale plekken op de huid. Zij zijn een gevolg van zweren of verwondingen door de druk van zadel en tuig, ook van het toebrengen van slagen. Zie ook het lemma ''gedrukt'' (7.36). [N 8, 90s]
I-9
|
24574 |
witte waterlelie |
waterlelie:
Deze plant komt hier zelden voor en de naam wordt dan ook bijna nooit gehoord.
waterlelie (L328p Heel)
|
witte waterlelie [DC 17 (1949)]
III-4-3
|
20620 |
wittebrood |
weg:
wêk∂ (L328p Heel),
wittebrood:
(deftig).
wittebroeat (L328p Heel)
|
wittebrood [SGV (1914)]
III-2-3
|
30709 |
witten |
witten:
wetǝ (L328p Heel)
|
Een muur of plafond bestrijken met witkalk. Doorgaans wordt voor witkalk gebruik gemaakt van kalk die met veel water is geblust en daarna in een kuil heeft gestaan om eventueel nog ongebluste deeltjes gelegenheid te geven uit te blussen en om een gedeelte van het overtollige water te verliezen. [N 67, 66e; monogr.; Vld.]
II-9
|
18867 |
woede |
gift:
van gift = uit woede
gift (L328p Heel),
giftig:
giftig (L328p Heel)
|
hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)] || woede
III-1-4
|