21407 |
zwaard |
zwaard:
zwêrt (L328p Heel)
|
zwaard (wapen) [SGV (1914)]
III-3-1
|
32875 |
zwadkeerder, beugel |
jaag:
jāx (L328p Heel)
|
De doorgaans metalen beugel, vastgemaakt onderaan de steel van de zeis, die dient om het afgemaaide gras, dat door de rug en de hak van het blad en door de steel wordt meegenomen, te ondersteunen, zodat het links van de maaier in een gezwad komt te liggen. Bij het maaien van gras is een dergelijke beugel niet onontbeerlijk en vaak ook jong of overgenomen van ànder maaiwerk (graan, boekweit, evie). De beugel is meestal een gebogen stuk stevig ijzerdraad, soms ook wel een tak of een gebogen latje. Zie afbeelding 4, nummer A5 en B5. Grotere beugels, die derhalve doorgaans niet voor het maaien van gras, maar voor het maaien van graangewassen met name in de Belgische Kempen werden gebruikt, waren soms voorzien van een lap (vergelijk de opgave drapeau) of een stuk jute, of van haken of tanden; in het laatste geval werden ze wolf genoemd. Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat, tenminste oorspronkelijk, ook de kam-benamingen voor de zwadkeerder zijn ontstaan vanwege dergelijke tanden of haken aan de beugel. [N 18, 67f; JG 1a, 1b, 2c, A 14, 3; L 45, 3; monogr.]
I-3
|
20355 |
zwager |
schoonbroer:
sjoeanbroor (L328p Heel),
zwager:
zwoager (L328p Heel),
neen
zwaoger (L328p Heel, ...
L328p Heel)
|
schoonbroeder [SGV (1914)] || zwager (schoonbroeder Bestaan er verschillende woorden voor den broeder van den man of de vrouw, en den man van de zuster? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17972 |
zwak, ongezond |
zwak:
zjwáák (L328p Heel)
|
Zwak: niet sterk, met weinig weerstand (fijn, krank, week, zwak). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17745 |
zwak, slap |
slap:
sjlap (L328p Heel),
zwak:
zwaak (L328p Heel),
zwà:k (L328p Heel)
|
zwak [DC 02 (1932)] || Zwak, slap: gering van lichaamsvermogen, niet sterk (zwak, min, slap). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24285 |
zwaluwstaart |
zwalgenstaart:
zjwalgəsjtèrt (L328p Heel)
|
de staart van zwaluwachtige vogels [N 83 (1981)]
III-4-1
|
32028 |
zwaluwstaartmachine |
zwaluwstaartmachine:
žwalywštɛrtmǝšīn (L328p Heel)
|
Machine voor het maken van zwaluwstaartverbindingen. Zie ook de lemmata ɛzwaluwstaartɛ, ɛhele gleufzwaluwstaartɛ, etc. in de paragraaf over de houtverbindingen.' [N 53, 230]
II-12
|
32038 |
zwaluwstaartverbinding |
zwalgenstaart:
zwalgǝstɛrt (L328p Heel)
|
In het algemeen een verbinding waarbij een soort pen, uitgesneden in de vorm van een zwaluwstaart aan het einde van het ene stuk hout, wordt gevoegd in een inkeping van dezelfde vorm aan het einde van het andere stuk. Zie ook afb. 133. [N 54, 55a; A 18, 39e; monogr.]
II-12
|
33481 |
zwarte bes |
mamperten:
mamperte (L328p Heel, ...
L328p Heel),
miemerten:
miemerte (L328p Heel),
zwarte beren:
zwarte bie:re* (L328p Heel),
zwarte bieere (L328p Heel)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
kraan:
kraon (L328p Heel, ...
L328p Heel,
L328p Heel),
kroan (L328p Heel)
|
Hoe heet de zwarte kraai? [DC 06 (1938)] || kraai [SGV (1914)]
III-4-1
|