e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heel

Overzicht

Gevonden: 4616
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
br√ächepenseel marmerglaceerpenseel: marmǝrglasērpǝnsēl (Heel) Penseel dat bij het nabootsen van marmer gebruikt wordt bij het schilderen van het gesteente brêche violette. [N 67, 39d] II-9
bui, regenbui bijs: bīēs (Heel), un bīēs (Heel), regenbijs: rêngelbies (Heel) bui [SGV (1914)] || regenbui [SGV (1914)] || regenbui, korte periode van regen [frontbui, gurze, schoer] [N 81 (1980)] III-4-4
buik balg: balǝk (Heel), buik: boek (Heel), bōēk (Heel), būǝk (Heel), pens: pens (Heel) buik (lijf) [DC 01 (1931)] || Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41] I-9, III-1-1
buik (spotnamen) balg: balk (Heel), melis: melis (Heel), pens: pens (Heel), Plat.  pens (Heel), pèns (Heel) buik (lijf) [DC 01 (1931)] || buik: spotbenamingen [N 10 (1961)] III-1-1
buikband buikband: būk˱banjt (Heel) De band die het dichtst bij het dikste gedeelte van het vat, de buik, wordt aangebracht. Een vat heeft ten minste twee buikbanden; één aan elke kant van het vat. De in dit lemma opgenomen benamingen duiden zowel de voorlopige als de definitieve banden op die plaats aan. Zie ook het lemma ɛsluitbandenɛ.' [N E, 22c; N E, 42] II-12
buikkrampen penspijn: pɛnspin (Heel) Met krampen gepaard gaande darmstoornis die hevige pijn veroorzaakt bij dieren, in het bijzonder bij paarden. [A 48A, 5; N 8, 9Oo; monogr.] I-9
buikpijn buikpijn: boekpien (Heel), bōēkpien (Heel), de buik doet pijn: bōēk duit pien (Heel), penspijn: penspien (Heel), Zeer onbeschaafd (voor mensen).  penspien (Heel), pijn in de buik: pien ine bōēk (Heel), pîên inne bôêk (Heel), pijn in het lijf: pien in het lief (Heel) buikpijn [DC 27 (1955)] || ik heb pijn in mijn buik of de buik doet mij zeer [DC 01 (1931)] III-1-2
buil op het hoofd bluts: bluts (Heel) buil op het hoofd [buts, buil] [N 10a (1961)] III-1-2
buitendorpse vreemde: vraemdje (Heel, ... ) Noem het (dialect)woord voor: mensen die niet in hetzelfde dorp wonen als u? [vreemde] [N 102 (1998)] III-3-1
buitenechtelijk kind basterd: bástərd (Heel), voorkind: vèùrkindj (Heel) een niet uit een wettelijk huwelijk geboren kind, buitenechtelijk kind [bastaard, speelkind, voorloper, voorkind] [N 86 (1981)] III-2-2