19656 |
droogdoek, theedoek |
afdroogdoek:
a. voor messen, lepels en vorken; b. voor porcelein; c. voor glaswerk
āf˂dry(3)̄əx˂dōk (L328p Heel),
afdrooghanddoek:
aafdruuëghandjdook (L328p Heel),
afwasdoek:
aafwasdook (L328p Heel),
handdoek:
voor het drogen van het vaatwerk
hantjdōk (L328p Heel),
schotelsplag:
sjótelsplak (L328p Heel)
|
de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] || Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)]
III-2-1
|
34228 |
droogrek |
droogrek:
dryǝxrɛk (L328p Heel),
tuin:
tūn (L328p Heel),
tuitenrek:
tø̜i̯tǝrɛk (L328p Heel)
|
Het houten rek buitenshuis waarop men vaten, melkbussen en emmers te drogen legt. [A 15, 25; monogr.]
I-11
|
20554 |
drop |
klits:
klits (L328p Heel)
|
drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20565 |
dropwater |
klitswater:
klitswáátər (L328p Heel)
|
Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25126 |
druilerig en koud weer |
kwakkelachtig (weer):
kwaggelechtig wêr (L328p Heel),
nat (weer):
eine naate zoomer (L328p Heel, ...
L328p Heel),
naat (L328p Heel),
nāāt (L328p Heel),
ps. boven de Å staat nog een `; deze combinatieletter is niet te maken.
nāt (L328p Heel),
regenachtig (weer):
rééngəlegtig (L328p Heel),
waterkoud (weer):
wáátərkāōt (L328p Heel)
|
nat [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || natte [een ~ zomer] [SGV (1914)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)] || wak weer [SGV (1914)] || zomer [een natte ~ ] [SGV (1914)]
III-4-4
|
25131 |
druipen van de regen |
druipen:
druipe (L328p Heel),
hê droeap vannen rêngel (L328p Heel, ...
L328p Heel),
hê druiptj vannen rêngel (L328p Heel, ...
L328p Heel)
|
droop hij ~ van den regen [SGV (1914)] || druipen [SGV (1914)] || druipt [hij ~ van den regen] [SGV (1914)] || regen [hij droop van den ~ ] [SGV (1914)] || regen [hij druipt van den ~] [SGV (1914)]
III-4-4
|
33525 |
druiventros |
druiventros:
droevetros (L328p Heel)
|
druiventros [SGV (1914)]
I-7
|
17941 |
druk heen en weer lopen |
schervitselen:
sjervitsele (L328p Heel)
|
lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
31893 |
drukblok |
schuurkussen:
šūrkø̜sǝ (L328p Heel)
|
Het blokvormige onderdeel van de bandschuurmachine dat de schuurband tegen het te schuren werkstuk drukt. Zie ook afb. 62. [N 53, 149b]
II-12
|
17896 |
drukken |
duwen:
duujə (L328p Heel)
|
Drukken: iets aan een wegende of stuwende kracht onderwerpen (drukken, prangelen, priegelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|