e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ringrijden, ringsteken ringsteken: rinkschteke (Heer) ringsteken [SGV (1914)] III-3-2
riool riool: riool (Heer) riool [SGV (1914)] III-3-1
rit rit: rit (Heer) rit [SGV (1914)] III-3-1
ritselen ritselen: ritsele (Heer) ritselen [SGV (1914)] III-4-4
riviergrondel geuvie: Endepols  govie (Heer) Hoe noemt u de grondel: een zoetwatervisje dat voorkomt in stromend en stilstaand water. Het is langgerekt van vorm en heeft één paar voeldraden aan de bek. Op de rug en flanken is het donker gevlekt en gestippeld met een groene of blauwachtige weerschijn [N 83 (1981)] III-4-2
rochelen reutelen: rotele (Heer) rochelen [SGV (1914)] III-1-2
rode aalbes wiemelen: wīēmel (Heer) aalbes [SGV (1914)] I-7
roepen roepen: roope (Heer) roepen [SGV (1914)] III-3-1
roepen van de hengst naar de aankomende merrie joechelen: juxǝlǝ (Heer) Bij het naderen van de hengst joechelt (juicht) de merrie naar de hengst, die deze roep op zijn beurt beantwoordt met onder meer te rauwen, hummelen, joechelen e.d. In dit lemma zijn ook de enkele antwoorden uit vraag N 8A, 1c (zachtjes hinniken van de merrie tegen het veulen) ondergebracht, omdat zij enkel in dit kader passen; de gestelde vraag leverde geen enkele specifieke term op. [N 8, 47; N 8A, 1b en 1c] I-9
roepwoord voor de geit met: mɛt (Heer) [N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.] I-12