e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spitten graven: grãvǝ (Heer) In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.] I-1
spoken spoken: schpooke (Heer) spoken (mv.) [SGV (1914)] III-3-3
spoken (ww.) spoken: schpooke (Heer) spoken (ww.) [SGV (1914)] III-3-3
spook spook: schpook (Heer) spook [SGV (1914)] III-3-3
sporen van de haan hanensporen: hānǝspōrǝ (Heer) Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.] I-12
spotten spotten: schpŏtte (Heer) spotten [SGV (1914)] III-1-4
spreeuw spreeuw: schprief (Heer) spreeuw [SGV (1914)] III-4-1
spreken, praten kallen: ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  kalle (Heer), praten: proate (Heer), spreken: schpreeke (Heer) praten [SGV (1914)] || spreken [SGV (1914)] III-3-1
springvloed springtij: springtijj (Heer) springvloed, hoge waterstand die ontstaat als zon- en maanvloed samenwerken [giertij, springtij, gierstroom] [N 81 (1980)] III-4-4
sprinkhaan sprinkhaan: schprinkhaan (Heer), sprinkhaan (Heer) sprinkhaan [DC 07 (1939)], [SGV (1914)] III-4-2