| 17820 |
steken |
steken:
schteeke (Q105p Heer)
|
steken [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 21487 |
stempelen |
stempelen:
Slechts twee keer is een tegenstelling ontstaan tussen Nederlands-Limburg en de Voerstreek enerzijds, en Oud-Belgisch-Limburg anderzijds:
stempelen (Q105p Heer)
|
stempelen
III-3-1
|
| 19522 |
stenen pot, keulse pot |
keulse pot:
keulse pot (Q105p Heer)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 20323 |
sterven |
creperen:
Endepols
krepere (Q105p Heer),
kapotgaan:
Endepols
kapotgoon (Q105p Heer),
sterven:
schtĕrreve (Q105p Heer)
|
Hoe noemt u sterven, gezegd van dieren (kreperen, kapotgaan, doodgaan) [N 83 (1981)] || sterven [SGV (1914)]
III-2-2, III-4-2
|
| 19308 |
stiekem |
achterbaks:
ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.
əchterbaks (Q105p Heer),
ps. boven de tweede a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.
achterbaks (Q105p Heer),
stiekem:
sjtiekem (Q105p Heer)
|
achterbaks [SGV (1914)] || heimelijk, stiekem, in het geniep [stilles] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
| 34050 |
stier |
duur:
dø̄r (Q105p Heer)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
| 19708 |
stoel |
stoel:
štōl (Q105p Heer)
|
stoel [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 21226 |
stoep |
dorpel:
(Vlak voor de deur).
dölper (Q105p Heer),
stoep:
schtóp (Q105p Heer)
|
stoep [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 19857 |
stoep, trottoir |
dorpel:
(Vlak voor de deur).
dölper (Q105p Heer),
stoep:
schtóp (Q105p Heer)
|
stoep [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 18775 |
stof |
stub:
schtöb (Q105p Heer)
|
stof [SGV (1914)]
III-2-1
|