id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17820 | steken | steken: schteeke (Heer) | steken [SGV (1914)] III-1-2 |
21487 | stempelen | stempelen: Slechts twee keer is een tegenstelling ontstaan tussen Nederlands-Limburg en de Voerstreek enerzijds, en Oud-Belgisch-Limburg anderzijds: stempelen (Heer) | stempelen III-3-1 |
19522 | stenen pot, keulse pot | keulse pot: keulse pot (Heer) | pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1 |
20323 | sterven | creperen: Endepols krepere (Heer), kapotgaan: Endepols kapotgoon (Heer), sterven: schtĕrreve (Heer) | Hoe noemt u sterven, gezegd van dieren (kreperen, kapotgaan, doodgaan) [N 83 (1981)] || sterven [SGV (1914)] III-2-2, III-4-2 |
19308 | stiekem | achterbaks: ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a. əchterbaks (Heer), ps. boven de tweede a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a. achterbaks (Heer), stiekem: sjtiekem (Heer) | achterbaks [SGV (1914)] || heimelijk, stiekem, in het geniep [stilles] [N 07 (1961)] III-1-4 |
34050 | stier | duur: dø̄r (Heer) | Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11 |
19708 | stoel | stoel: štōl (Heer) | stoel [SGV (1914)] III-2-1 |
21226 | stoep | dorpel: (Vlak voor de deur). dölper (Heer), stoep: schtóp (Heer) | stoep [SGV (1914)] III-3-1 |
19857 | stoep, trottoir | dorpel: (Vlak voor de deur). dölper (Heer), stoep: schtóp (Heer) | stoep [SGV (1914)] III-2-1 |
18775 | stof | stub: schtöb (Heer) | stof [SGV (1914)] III-2-1 |