e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stoten stoten: schtoete (Heer) stoten, stuiken [SGV (1914)] III-1-2
stoven stoven: schtoave (Heer) stoven (ww.) [SGV (1914)] III-2-3
straatbezem keerborstel: lang  kèrbeursjtəl (Heer) bezem, hard, gebruikt voor ruwer werk, zowel binnen- als buitenshuis (harde bezem) [N 20 (zj)] III-2-1
straf geven straf geven: schtroaf geeve (Heer), straffen: schtroave (Heer) straf geven [SGV (1914)] || straffen [SGV (1914)] III-2-2
stremsel leb: lęp (Heer) Het zuur dat bij de melk wordt gevoegd om het te laten stollen. [A 7, 26; N 3E (II] I-11
streng strang: štraŋk (Heer) Een streng garen, een gewonden en veelal ineengedraaide bundel waarin garen in de handel komt. De woordtypen lood, half lood, loodje en onsje duiden op een bepaalde hoeveelheid gewicht garen. [N 62, 56c; L 7, 58; L 28, 14; Gi 1.IV, 25; MW; S 36; monogr.] II-7
streng (bn.) strang: ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  schtrang (Heer) streng (bijv. nw.) [SGV (1914)] III-1-4
streng garen [cf. wld ii.7: 24-25] strang: ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  schtrank (gare) (Heer) streng (garen) [SGV (1914)] III-1-3
stro struu: štrȳ (Heer) Halmen van gedorst koren. De algemene benaming. Zie ook de toelichting bij paragraaf 6.4. [JG 1a, 1b, 2c; L 7, 60a; R [s], 6; S 36; Wi 4; monogr.; add. uit N 5, 83] I-4
stroef sleeuw: ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  schlie tan (Heer) sleeuwe tanden [SGV (1914)] III-2-3