e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uil uil: uil (Heer) uil [SGV (1914)] III-4-1
uithoren uitvragen: ōētvraoge (Heer) uitvorschen [SGV (1914)] III-3-1
uitschelden schelden: schĕlle (Heer) schelden [SGV (1914)] III-3-1
uitsliepen uitschelden: oetsjelle (Heer) uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)] III-3-2
uitwerpselen van het paard paardskeutel: pē̜rtskø̄tǝl (Heer) [A 9, 24b] I-9
uitwerpselen van koeien koedrek: kudrɛk (Heer), koestront: kōstront (Heer) [N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11
unster pondel: mèt ene pŭndel woage (Heer), (m.).  pŭndel (Heer) unster (balans) [SGV (1914)] || unster [met een ~wegen] [SGV (1914)] III-3-1
vaars vaars: vɛrš (Heer) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vaatdoek potdoek: pot˂dōk (Heer), schotelsplag: šōtəlsplak (Heer) vaatdoek [SGV (1914)] III-2-1
vademen door het oog van de/een naald(e) steken: dōr ǝt ǫwx van dǝ nǭlžǝ štēkǝ (Heer) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7